1
‘Papa, mag ik nog een donut?’
Na zeven jaar huwelijk was Rita Heftmes gestopt met opmerkingen te maken over de vraatzucht van haar man en het feit dat hij hun dochter meesleurde in het verderf. De koosnaam boterbergje deed haar telkens krimpen, maar zo kromp er ten minste iemand in dit gezin. Dolly was enig kind, na haar was Rita opnieuw zwanger geraakt maar daar was voortijdig een eind aan gekomen. Terwijl Tony zich in het hippe gedeelte van de stad liet vollopen tijdens de opening van een nieuwe nachtclub keek Rita tussen haar benen naar het hompje vlees dat in de toiletpot lag. Ze spoelde het hompje af onder de kraan en besloot het voorlopig op een bord in de koelkast te bewaren; ze legde er een briefje bij: ‘Tony, eet dit niet op, dit is je kind.’ Toen hij later die nacht wankel en ruikend naar designervagina thuiskwam en de koelkast opentrok, had Tony aan de woorden ‘eet dit’ genoeg om het bord in de microgolfoven op te warmen. De manier waarop hij dit later vertelde wanneer ze bevriende koppels op bezoek hadden, maakte dat er, vooral door de mannen, smakelijk om gelachen werd.
Zoveel mogelijk de vrolijkheid bewaren was Rita’s enige overgebleven ambitie, een ambitie die ze waarmaakte met behulp van pillen en het oeuvre van Elvis.
Toen ze haar dochter op de schoolbus had gezet, keek Rita in de ogen van de buschauffeur. Iedere ochtend probeerde zij in die ogen te verdrinken, maar het enige wat er gebeurde was dat de chauffeur een oogje dichtkneep voor de donut in Dolly’s hand.
Terug binnen ging Rita bij de kapstok naast de voordeur op haar knieën zitten. Met zijn geslacht in haar mond probeerde Tony het plaatje van de rits van zijn zomerjas over zijn buik te trekken; alsof hij een locomotief bestuurde terwijl ze de rails nog aan het leggen waren. Zijn kont was geschapen voor de leren zetel van een Ford Mustang; nog liever zou hij een bergdorp in Kirgizië besturen dan een verdomde locomotief.
Ten slotte slikte Rita zijn orgasme door. Ze stond op en informeerde vrolijk bij haar echtgenoot: ‘Ga je vandaag weer de dag plukken, schat?’
‘Nee, Rita,’ riep Tony terwijl hij aan het plaatje rukte, ‘vandaag ga ik paddenstoelen plukken! Jezus!’
Terwijl hij het laatste woord uitsprak, scheurde de rits en baarde de zomerjas Tony’s pens.
‘Goeiemorgen,’ begroette de radiopresentator hem even later in de Ford Mustang, ‘het wordt weer een stralende lentedag vol dingen om in onze mond te steken terwijl we proberen om niet te denken aan een cyaankali-ampul. Hier zijn The Shit and The Fan met hun nieuwe single “Don’t Treat My Knickers Like A Bodybag”.’
‘Steek die cyaankali in je reet, lul,’ zei Tony. Hij stopte bij een delicatessezaak en toen hij even later met een volle mond weer vertrok, ramde hij een man in een rolstoel die achter een geparkeerde bestelwagen vandaan kwam. De man werd met rolstoel en al gekatapulteerd en op de andere rijstrook geschept door een vrachtwagen. Toen hij er stapvoets langsreed zag Tony dat op de rolstoel een sticker plakte waarop stond: MY OTHER TOY HAS TITS.
‘Een zelfmoordenaar met humor,’ oordeelde Tony. Hij duwde een halve roomsoes naar binnen en gaf plankgas. Op de radio vlamden de One-Trick Piranhas door hun song ‘Friday Fisherman Day’, maar toen begon het radiotoestel te kraken. Uit het gekraak kwam een stem.
‘Hey cowboy, vannacht zul jij met klapperende tanden smeken om een cyaankali-ampul.’
Tony was opgehouden met kauwen en staarde met open mond naar de radio. Een stuk roomsoes viel op zijn schoot.
‘Poetstrauma’s?’ vroeg Billy Bob.
‘Ik zei tegen die tandarts: “En jij hebt zeker trektrauma’s.” Waarop zijn assistente begon te giechelen, dus ik ging nog even door tegen die lul. “Jij hebt typisch zo’n smoel die in een definitieve grimas geschoten is toen je in de badkamer aan je fluit wilde gaan trekken en daar je moeder in bad zag liggen met een spuitbus van L’Oréal in haar kut.” Poetstrauma’s… Ik zal hém de volgende keer een poetstrauma bezorgen door vlak voor mijn bezoek in een drol te bijten.’
‘Over bezoek gesproken,’ zei Billy Bob. ‘Ik had laatst een huis-aan-huisverkoper aan de deur. Van de firma Numéro, de nummer 1 in huisnummers.’
‘Die gast verkocht huisnummers?’ vroeg Eddie.
‘Dus ik zeg: “Ik heb al een huisnummer.” “Ha,” zegt hij, “u hebt al een huisnummer?” Ik zeg: “Wat denk je dat er aan mijn gevel hangt, mijn IQ?” En hij kijkt zo eens naar mijn nummer, en dan vraagt hij: “Hebt u er weleens over nagedacht uw huisnummer te vervangen?” Ik zeg: “Nee, daar heb ik nog nooit over nagedacht.” Zegt hij: “Als u nu een huisnummer koopt, krijgt u er gratis een deurbel bij die het geluid maakt van een koekoek.” Ik zeg: “Ik heb al een deurbel.” “Ja,” zegt hij, “maar zonder koekoek.” “Mijn huis is geen volière,” zeg ik. Maar die pipo blijft aandringen: “Wellicht kan ik u verleiden met een deurmat waarop staat: ALS JE DIT KUNT LEZEN, STA JE TE DICHT BIJ MIJN HUIS”.’
‘Wel toepasselijk,’ meende Eddie.
‘En toen begreep ik het,’ zei Billy Bob. ‘Die klootzak was helemaal geen verkoper, dat was een masochist. Die heb ik dus met een vleeshaak in zijn smoel in de kelder gehangen.’
‘Pasen staat voor de deur. Zoals u weet gedenken wij dan de verrijzenis van Jezus nadat hij gestorven was voor onze zonden.’
‘Dat weet ik, ja. Maar het is niet omdat er iets voor de deur staat, dat je de deur open moet doen. Pasen komt er bij mij niet in.’
‘Hoezo, Pasen komt er bij u niet in? Als het weekend voor de deur staat gaat u toch ook niet zeggen: het weekend komt er bij mij niet in? U kunt op vrijdagavond uw deur barricaderen, maar het weekend breekt sowieso aan, of u dat wilt of niet.’
‘Als u wist hoe ik mijn weekend vul zou u dat niet vergelijken met het paasfeest.’
‘Ik wens mij niet te bemoeien met uw privéleven, mevrouw. Maar goed, Jezus is gestorven voor de zonden van de mens en als ik naar de wereld van vandaag kijk, dan stel ik vast dat de mens dat maar matig apprecieert.’
‘U bedoelt dat het hoog tijd wordt dat Jezus terugkomt en nog een keer voor onze zonden sterft?’
‘Ik bedoel dat de zonde alomtegenwoordig is en –’
De gastvrouw onderbrak hem: ‘En dat het dus bullshit is om te beweren dat Jezus de pijp uit is gegaan omdat wij stout waren.’
‘Dat zeg ik niet, mevrouw.’
‘U zegt dat u naar de wereld van vandaag kijkt. Dan ziet u toch dat de bewering dat Jezus gestorven is voor onze zonden hetzelfde is als zeggen dat Hitler geboren is voor onze goeie daden?’
‘Toe maar, straks gaat u beweren dat er tijdens de holocaust zes miljoen vissen werden vermenigvuldigd.’
‘Hebt u die zelf bedacht of was dat een tweet van Rik To–'
Met Tony Heftmes in de kofferbak scheurden Eddie en Billy Bob naar het gebouw van de radio-omroep. Vanuit de wagen hielden ze de ingang in de gaten, tot ze aan de andere kant van de glazen deuren een bolle, zwartgeklede figuur zagen aankomen. Gekleed in een paashaaspak stapte Eddie uit.
‘Monseigneur,’ sprak Eddie vrolijk toen ze op de trappen voor het gebouw stonden. ‘Pasen staat voor de deur.’
De kardinaal keek ’m geïrriteerd aan. ‘Kan ik u helpen?’
‘Jazeker kunt u dat. U bent verkozen tot de nieuwe Jezus. Het ging tussen u en Romelu Lukaku.’
‘Ik ben niet in de stemming voor grapjes, meneer.’
‘Ik volg u, Messias. Sterven voor de zonden van de mens is geen lachertje.’ Eddie ritste zijn pak open en bood de kardinaal een blik op het handkanon.
Tony werd wakker en vloekte met schorre stem.
De kardinaal spuugde wat hij aan speeksel kon verzamelen tussen Tony’s billen. Beelden van jongensruggen bliksemden hem te binnen terwijl hij zich met zijn nagels in Tony’s vel op diens rug trok. Dagplukker Tony Heftmes was te kapot om de kapotte pleitbezorger van de kuisheid af te weren. De gieren die traag boven de boom cirkelden, wisten dat het beest met twee ruggen bijna klaar was.