zaterdag 1 september 2012

Eksterogen

Buurman 6,

Onlangs hoorde ik buurvrouw 9, to the point als altijd, roepen: ‘Is ’t daar al wel, jong? Godverdomme!’ Ik vermoed dat ze zich tot uw krijsende dochter en zoon richtte.
     Buurvrouw 9 verplaatst zich niet graag om haar buren te contacteren. (Mijn vriendin en ik noemen buurvrouw 9 ‘het nijlpaard’.) Mij lijkt het efficiënter om een brief onder hun deur te schuiven.
     Laatst hoorde ik u vanuit mijn bad een paar keer tegen uw kinderen roepen: ‘Stop met dat geween!’ Even later riep u: ‘Niet slaan!’ Het was niet duidelijk of u geslagen werd of dat uw dochter en zoon elkaar sloegen.
     Soms als ik uw kinderen bezig hoor vraag ik mij af of ik de politie moet bellen wegens kindermishandeling.
     Wat vindt u van uzelf als vader?
     De wereld gaat ten onder aan de zwakzinnigheid die zich voortplant. Mannen zoals u lozen hun zaad in een vrouw aan wie wellicht een gemis knaagt, en dan zijn ze verbaasd dat de oogst mislukt is.
     En één kind, ach ja, we maken allemaal fouten, maar waarom dan nog een? Wat dacht u? Het tweede zal er wel geslaagd uit komen? Ik snap het idee van Wiedergutmachung. Maar uw dochter maakt uw zoon goed zoals een jerrycan naft een bosbrand goedmaakt.
     Uw vader kan geen halve minuut zwijgen, u loopt rond met dezelfde didgeridoo des overvloeds aan uw mond – ter compensatie van uw kleine penis? – en de vruchten van uw lendenen zijn niet ver van de stamboom gevallen.
     In de dagelijkse telenovelle met haar naam krijst de actrice die uw dochter is nogal wat af. Ik hoop dat iedere man op haar pad haar verongelijktheid als levenshouding zal herkennen en haar wijselijk de rug zal toekeren.
     Als ik u tegen uw kinderen bezig hoor, zie ik u zitten in een stoel met uw naam op de rugleuning, een megafoon in uw hand. Maar de mensen wier spel u in goede banen moet leiden, horen uw ‘cut’ allang niet meer. Nochtans doet de megafoon het nog prima.
     Toen ik twee weken geleden in de lift stapte waarin u met uw kinderen stond, vroeg ik retorisch: ‘Zijn ze gearriveerd?’ U wierp een blik naar beneden, en zei, zoals iemand die naar zijn eksterogen kijkt: ‘Ja. Ze zijn gearriveerd.’ Terwijl de lift naar boven ging vroeg ik, nog steeds op uw gebroed doelend: ‘Spijt van, zeker?’ Een normale vader zou mij na zo’n vraag op mijn gezicht slaan of op z’n minst van repliek dienen. U zei: ‘Goh ja, spijt…’
     Terwijl u uit de lift stapte, zei u dat uw kinderen een dag of tien bij u zouden blijven. We zijn vijftien dagen verder en uw dochter steekt een tandje bij. Houdt u rekening met de mogelijkheid dat de moeder van uw kinderen ervandoor is met een jonge, kinderloze kerel die haar iedere dag zo hard volspuit dat haar eicellen het nakijken hebben?
     Het beste wat uw kinderen kan overkomen is onvruchtbaarheid.

T.F.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten