maandag 1 juni 2020

Verschenen: 'De afstand'



 

donderdag 18 juli 2019

God revisited

Houdt God van mij? Een prangende vraag die miljarden stervelingen zich reeds stelden, maar het antwoord is weggelegd voor slechts honderd gelukkigen: de kopers van m'n nieuwe bibliofiele boekje. Het werd met de hand gezet door Gerard Reve-biograaf Nop Maas; Io Cooman maakte het omslagbeeld. Bestellen kan bij mezelf of in de webwinkel van www.hofvanjan.nl.

  

zondag 5 november 2017

Voering

Sommige mensen lezen voorbestemmingen in de sterren; het samenkomen van mijn geliefde en mij stond in onze kleren geschreven. Toen mijn lief op een avond haar blouse van Just In Case uittrok, las ze uit de kraag een vraag aan me voor: ‘Are you the one that I’ve been waiting for?’ Ik trok mijn Scotch and Soda-broek uit en antwoordde met wat binnenin naast de knoopsluiting stond: ‘I was here.’
   In ‘Rozane’ zingt Wim De Craene twee van zijn mooiste regels: ‘Ik had best iets willen schrijven op de voering van je jas. Waar je me steeds kan vinden, als je zin hebt in een glas.’
   Het is een mooie gedachte dat er dingen in de sterren geschreven staan, maar één keer in je leven zou je op de voering van een jas moeten schrijven waar de drager ervan je kan vinden.

vrijdag 12 mei 2017

Met de deur en een groot stuk van de gevel

Inleiding bij de presentatie van het boek ‘Bella’ van Joost Vandecasteele en Jeroen Los, 9 mei @ The Joker in Antwerpen
 
Joost Vandecasteele, wie kent hem niet? Mijn buurvrouw Rita. 'Buurvrouw Rita,' vroeg ik haar laatst, 'wie is of wat weet je over Joost Vandecasteele?' Haar gezicht sprak boekdelen want door een fout in haar hersens denkt zij dat ze het oeuvre van Kristien Hemmerechts is, zodat ik van de paden die daar lagen wijselijk het hazenpad koos. Ik was vergeten hoe rap een haas kan lopen en met steken in mijn zij hield ik halt bij het slot van deze alinea.
Als de vorige alinea verwarrend overkwam, dan zou dat gerust kunnen liggen aan de hier aanwezige Joost Vandecasteele, een man die verwarring zaait zoals mijn grootvader Achilles ‘Temptation’ Foncke spermatozoïden zaaide. Ooit maakte mijn grootvader reclame voor de spermabank met de slogan ‘Al dertig jaar maak ik kinderen alsof ze voor mezelf zouden zijn’. Kun je nagaan.
De eerste keer dat Joost Vandecasteele met de deur en een groot stuk van de gevel binnenviel in de schertsvertoning die mijn leven was, moet een jaar of twaalf geleden geweest zijn in Leuven, waar wij in de hoedanigheid van staande komiek optraden voor studenten. Met één optreden wist Joost zich voorgoed te installeren in mijn bovenkamer. De enige inheemse komieken die daar tot dan toe in waren geslaagd, waren Urbanus, Gunter Lamoot en mijn grootvader, die tijdens de begrafenis van mijn grootmoeder naar de kist keek, en zei: ‘De vreemdste plek waar ik ooit seks heb gehad, was die keer tussen jouw benen.’
Sinds die avond in Leuven ben ik blij en zelfs een beetje trots dat ik de man Joost Vandecasteele ken. Een man die in de voorbije twaalf jaar met veel gekomen is, en nu komt hij met een luidopboek, een term die allicht koren op de molen is van mensen die beweren dat Joost Vandecasteele niks te verkondigen heeft en dat daarom dan maar zo luid mogelijk doet. Dat is bullshit die uitgekraamd wordt door tv-presentatoren met het charisma van een gele briefkaart en door schrijvers die gefrustreerd zijn omdat hun boeken geen succes hebben, behalve bij mensen die die boeken in de stortbak van hun wc leggen om water te besparen of bij de leden van loopclub De Wijde Boog, die in een wijdere boog om kutboeken lopen dan om een emmer huidplooivocht van Luc Caals. De zes boeken die Joost tot nu toe geschreven heeft, bevatten zoveel geweldige ideeën dat minder getalenteerde schrijvers er zesentwintig boeken mee zouden vullen. En op de zakdoek die dit taalgebied is, bestaan véél minder getalenteerde schrijvers dan Joost. Van die zelfgenoegzame types die naar hun eigen boeken kijken, en zeggen: ‘Zie daar, mijn kinderen.’ Zulke auteurs zouden door een trechter in hun mond een pulp van hun eigen gewichtige oeuvre opgegoten moeten krijgen, om pas negen maanden later verlost te worden middels een schaar die hun dichtgenaaide aars openknipt. Het oeuvre van Joost Vandecasteele daarentegen barst van verzinsels die met de werkelijkheid gemeen hebben dat ze waanzinnig zijn en ongemakkelijk aanvoelen. In de glazen bol die Bella is, bestaan pillen om egoïsme op te wekken, badkamerbegrafenissen en een ironisch lettertype om te voorkomen dat Twitter ontploft na een verkeerd begrepen grap. En dankzij Joost z’n vorige roman Jungle kan ik nooit meer iemand horen claxonneren zonder te denken: ja ja, toeter maar om de penissen uit je kop te krijgen. Joost Vandecasteele is een zegen voor de vakgebieden waarop hij actief is omdat hij zichzelf beloofd heeft nooit meer saai te zijn en die belofte waarmaakt – behalve misschien die ene keer toen hij tijdens een optreden zijn baard blauw verfde met plakkaatverf en twintig minuten tegen een man op de eerste rij stond te schreeuwen: ‘Zie jij een plakkaat aan mijn gezicht hangen?!’ Al zou het ook kunnen dat ik dat zelf was. Hoe dan ook, Joost behoort tot de waarachtige artiesten. Hij is een schrijver die om te beginnen schrijft en niet op café zit te klagen in de trant van: ‘Volgens de cover is mijn laatste boek een Nederlandstalige roman, maar volgens de verkoopcijfers is het een dichtbundel uit Kirgizië, ach, had ik toch maar het escargotskraam van mijn vader overgenomen, waard, is er nog witte wijn?!’ Hij is een schrijver die al bij zijn debuut begrepen had dat spanning niet alleen in thrillers een essentieel element is, waardoor er dankzij het op dat debuut gebaseerde Generatie B eindelijk weer iets spannends op tv was, en niet omdat er een lijk gevonden werd in Denemarken. Joost zal nooit naar zijn boeken kijken en zonder ironie zeggen: ‘Wat zijn er toch mooie kinderen gekomen uit jouw kraantje, pappie!’ Want Joost wil geen mooie boeken maken; het liefst zou hij een vuil omslag zien om de urgente, ontregelende, genadeloos grappige pulpficties die uit zijn hersenpan eten en zich vanuit zijn buik een weg naar buiten vreten. Qua vuiligheid is het omslag van Bella mislukt, en de naam van tekenaar Jeroen Los had even groot op de cover mogen staan als de naam van de schrijver. Verder valt er op het omslag en op alles wat ertussen zit weinig of niks aan te merken, en de neiging is groot om uit deze wonderlijke roman in beelden zinnen te citeren en beelden, euh, uit te beelden, maar aangezien ik voor deze inleiding betaald word in gesigneerde foto’s van Arnon Grunberg, maak ik graag plaats voor de meesters zelve. Lof en dank, Jeroen Los, voor het beeld. Het woord is aan Joost Vandecasteele.

vrijdag 16 september 2016

Het begint als een mop - deleted scene uit 'God is klein geschapen'

Twee joden komen een krantenwinkel binnen. Vraagt de ene aan de uitbater: 'Verkoopt u het maandblad Joods Actueel?' Waarop de uitbater ontkennend antwoordt. Verslagenheid is de joden hun deel. Schrijver Zaman Van Mansbrugge, die aan de toonbank een biertje zit te drinken, besluit de mannen een beetje op te peppen. Hij zegt: 'Ik las in de nieuwe Joods Actueel iets interessants over die zes miljoen homies van jullie in de holocaust. Zes miljoen was blijkbaar het aantal volgens de organisatoren. Volgens de politie waren het er slechts 400.000!' 'Heil Freilich!' roepen de joden verrukt. Ze danken Zaman hartelijk en lopen door het dolle heen naar buiten. Buiten worden ze overreden door een camion die helium vervoert.

Wanneer de dode joden afgevoerd zijn loopt de vrachtwagenchauffeur met Zaman en uitbater Fred mee de krantenwinkel binnen om een pint te drinken. Aan de politie had hij verklaard: 'Ze liepen voor mijn camion, ik remde, maar dat was typisch zo'n geval van vijgen na Pasen' en dat volstond voor de agenten qua verklaring. De ene agent kreeg diarree van vijgen en de andere had een trauma overgehouden aan Pasen. Vroeger, in zijn jeugd, ging zijn moeder op paaszondag met hem in bad en dan trok ze 't velletje van zijn piemel naar beneden en dan wreef ze met een enorme verbetenheid met het washandje over zijn piemel, want ze zei dat dat heel belangrijk was. En dan droogde ze hem af en dan trok ze 't velletje van zijn piemel naar beneden en dan wreef ze met een enorme verbetenheid met de handdoek over zijn piemel, want ze zei dat dat heel belangrijk was. En dan sloeg ze een kakkerlak dood en dan stak ze die kakkerlak onder het velletje van zijn piemel. Misschien dat dat ook heel belangrijk was maar dat wist hij niet, want dat zei ze niet. En als die kakkerlak dan onder het velletje van zijn piemel zat moest hij die kakkerlak daar laten zitten tot hij de volgende dag opnieuw in bad moest, want als die kakkerlak de volgende dag niet meer onder het velletje van zijn piemel zat sloeg zijn moeder een nieuwe kakkerlak dood en die duwde ze dan met een enorme verbetenheid in zijn anus. En soms, op paaszondag, sloeg zijn moeder naar een kakkerlak en dan was die kakkerlak maar halfdood want hij bewoog nog. En dan stak zijn moeder die halfdode kakkerlak onder het velletje van zijn piemel en dan moest hij 's avonds op de bank tussen zijn moeder en zijn vader tv-kijken en als hij dan aan zijn piemel durfde te krabben sloeg zijn vader met een enorme verbetenheid met zijn vuist in zijn kruis tot die halfdode kakkerlak onder het velletje van zijn piemel volledig dood was.
     Zijn vader kon geen dieren laten lijden.

De vrachtwagenchauffeur zet zijn derde lege bierblik op de toonbank, en zegt: 'Alle goeie dingen bestaan uit drie, dus die twee joden, dat was niet goed.'
     'Laat het achter je, kerel,' zegt Zaman terwijl hij nieuwe pinten uitdeelt.
     De chauffeur laat de raad van Zaman doordringen, en zegt dan: 'Het leukste aan helium vervoeren is het masturberen in de cabine van m'n camion.'
     'Heb jij vrouw en kind, Patrick?' vraagt Zaman.
     De chauffeur bekijkt hem. 'Hoe ken jij mijn naam en waarom noem je mij Patrick?'
     'Ik heb de nummerplaat in je cabine zien hangen.'
     'Staat er Patrick op die nummerplaat?'
     'Nee, er staat Patje op.'
     'Noem me dan Patje.'
     'Wat is er mis met Patrick? Heet de minnaar van je vrouw Patrick?'
     De chauffeur gaat op kopstootafstand voor Zaman staan. Fred wil vanachter zijn toonbank komen, maar Zaman doet hem teken dat hij daar mag blijven. 'Tot nu toe beviel je mij,' zegt de chauffeur, 'dus ik ga 't je vriendelijk zeggen: als je die naam nog één keer uitspreekt, sla ik je de kop in met een baksteen.'
     'Een baksteen?' informeert Zaman. 'Waar heb jij een baksteen zitten?'
     'In die muur achter je.'
     'Ha, ik dacht in je broek. Zou je naamgenoot een baksteen in zijn broek hebben of zou hij gewoon blij zijn je vrouw te zien?'
     De chauffeur blijft Zaman strak aankijken, zijn tanden knarsen, zijn neus raakt op een haar na die van Zaman. Dan schiet hij in de lach. Hij lacht met consumptie.
     'Godverdomme,' zegt hij tegen Zaman, die de lach uit zijn gezicht wrijft, 'je had je toot moeten zien, vent. Je was ermee weg, hè, je was ermee weg, hè?'
     'Ja,' geeft Zaman toe, 'ik was ermee weg.'
     'Ja, da's Patje. Met Patje ben je weg. Het ene moment vervoer ik gas, het volgende moment zou je denken dat ik een antisemiet ben.'
     Ze drinken van hun bier. 'Maar om op je vraag te antwoorden,' gaat de chauffeur door tegen Zaman. 'Ik heb vrouw en kind gehad. Een prachtige vrouw en een prachtig kind. Maar ik woonde liever achter de gesloten gordijnen in de cabine van m'n camion dan bij hen. Je mag nu een negatief oordeel over me uitspreken.'
     'Dat zal ik niet doen,' zegt Zaman. Hij kijkt de chauffeur in de ogen, en slikt een slok bier weg.  

dinsdag 9 februari 2016

Presentatie

 

dinsdag 2 februari 2016

Doch genoeg geluld

Tja, zo'n blog, wat zet je daar op? Geheimen uit het diepst van je anus? Ik heb geen geheimen. Lees er m'n over 23 dagen te verschijnen roman God is klein geschapen maar op na. Een autobiografie als een open boek. Iedereen mag weten dat ik iemand ben van wie iedereen zich afvraagt: wie is die klootzak? Tja, zo'n roman, wat zet je daar in? Nou, ongeveer 40.000 woorden en geen woord minder. Geen enkel woord zal de aardbol anders doen draaien, en gelukkig maar, want die bol draait als een tiet; 7 miljard suckers can't be wrong. Evenwel denk ik dat bepaalde groeperingen door sommige van m'n romanwoorden enigszins uit het lood zouden kunnen worden geslagen: joggers, getuigen van Jehova, bepaalde schrijvers, N-VA-leden, geradicaliseerde jongeren, Joepie-lezers, mannen met een sigaret achter hun oor... Dat is alles samen algauw een groot publiek. Daar zal een geniale promostunt tegenover moeten staan. Bijvoorbeeld: bij de eerste 100.000 exemplaren van God is klein geschapen zit een condoom met ribbels en die ribbels zijn een zin uit het boek in braille. Mogelijke zinnen zijn: In het land der blinden is eenoog onzichtbaar en De clitoris: een kutplekje. Nu weet ik wel dat er al condooms bestaan met een fragment uit De ontdekking van de hemel in braille, maar door verstrooidheid van een marketingman kwam er geen zin uit die roman van Mulisch op die condooms terecht maar wel het ISBN-nummer. Dit leidde mede tot de grote orgasmeschaarste van 1992. Een andere oorzaak van deze schaarste was het feit dat de meeste mannen nu eenmaal gebrekkige minnaars zijn. Ik ben ondanks mijn meetlatlul een van hen. Over mijn aseksualiteit zou ik een open boek kunnen schrijven, getiteld Wie a zegt moet ook seksualiteit zeggen. Doch genoeg geluld, voor je 't weet sta je te boek als Brusselmansiaans. God is klein geschapen ligt op 25 februari in de boekhandel en wordt twee dagen later met terugwerkende kracht gepresenteerd in boekhandel Limerick in Gent. Save the rainforest and the date.