Joost Vandecasteele, wie kent hem niet? Mijn buurvrouw Rita. 'Buurvrouw Rita,' vroeg ik haar laatst, 'wie is of wat weet je over Joost Vandecasteele?' Haar gezicht sprak boekdelen want door een fout in haar hersens denkt zij dat ze het oeuvre van Kristien Hemmerechts is, zodat ik van de paden die daar lagen wijselijk het hazenpad koos. Ik was vergeten hoe rap een haas kan lopen en met steken in mijn zij hield ik halt bij het slot van deze alinea.
Als
de vorige alinea verwarrend overkwam, dan zou dat gerust kunnen liggen aan de
hier aanwezige Joost Vandecasteele, een man die verwarring zaait zoals mijn
grootvader Achilles ‘Temptation’ Foncke spermatozoïden zaaide. Ooit maakte mijn
grootvader reclame voor de spermabank met de slogan ‘Al dertig jaar maak ik
kinderen alsof ze voor mezelf zouden zijn’. Kun je nagaan.
De
eerste keer dat Joost Vandecasteele met de deur en een groot stuk van de gevel
binnenviel in de schertsvertoning die mijn leven was, moet een jaar of twaalf
geleden geweest zijn in Leuven, waar wij in de hoedanigheid van staande komiek
optraden voor studenten. Met één optreden wist Joost zich voorgoed te installeren
in mijn bovenkamer. De enige inheemse komieken die daar tot dan toe in waren
geslaagd, waren Urbanus, Gunter Lamoot en mijn grootvader, die tijdens de
begrafenis van mijn grootmoeder naar de kist keek, en zei: ‘De vreemdste plek waar
ik ooit seks heb gehad, was die keer tussen jouw benen.’
Sinds die avond in Leuven
ben ik blij en zelfs een beetje trots dat ik de man Joost Vandecasteele ken.
Een man die in de voorbije twaalf jaar met veel gekomen is, en nu komt hij met
een luidopboek, een term die allicht koren op de molen is van mensen die
beweren dat Joost Vandecasteele niks te verkondigen heeft en dat daarom dan
maar zo luid mogelijk doet. Dat is bullshit die uitgekraamd wordt door
tv-presentatoren met het charisma van een gele briefkaart en door schrijvers
die gefrustreerd zijn omdat hun boeken geen succes hebben, behalve bij mensen
die die boeken in de stortbak van hun wc leggen om water te besparen of bij de
leden van loopclub De Wijde Boog, die in een wijdere boog om kutboeken lopen
dan om een emmer huidplooivocht van Luc Caals. De zes boeken die Joost tot nu
toe geschreven heeft, bevatten zoveel geweldige ideeën dat minder getalenteerde
schrijvers er zesentwintig boeken mee zouden vullen. En op de zakdoek die dit
taalgebied is, bestaan véél minder getalenteerde schrijvers dan Joost. Van die
zelfgenoegzame types die naar hun eigen boeken kijken, en zeggen: ‘Zie daar,
mijn kinderen.’ Zulke auteurs zouden door een trechter in hun mond een pulp van
hun eigen gewichtige oeuvre opgegoten moeten krijgen, om pas negen maanden
later verlost te worden middels een schaar die hun dichtgenaaide aars openknipt.
Het oeuvre van Joost Vandecasteele daarentegen barst van verzinsels die met de
werkelijkheid gemeen hebben dat ze waanzinnig zijn en ongemakkelijk aanvoelen.
In de glazen bol die Bella is,
bestaan pillen om egoïsme op te wekken, badkamerbegrafenissen en een ironisch
lettertype om te voorkomen dat Twitter ontploft na een verkeerd begrepen grap.
En dankzij Joost z’n vorige roman Jungle
kan ik nooit meer iemand horen claxonneren zonder te denken: ja ja, toeter maar
om de penissen uit je kop te krijgen. Joost Vandecasteele is een zegen voor de
vakgebieden waarop hij actief is omdat hij zichzelf beloofd heeft nooit meer
saai te zijn en die belofte waarmaakt – behalve misschien die ene keer toen hij
tijdens een optreden zijn baard blauw verfde met plakkaatverf en twintig
minuten tegen een man op de eerste rij stond te schreeuwen: ‘Zie jij een
plakkaat aan mijn gezicht hangen?!’ Al zou het ook kunnen dat ik dat zelf was.
Hoe dan ook, Joost behoort tot de waarachtige artiesten. Hij is een schrijver
die om te beginnen schrijft en niet op café zit te klagen in de trant van:
‘Volgens de cover is mijn laatste boek een Nederlandstalige roman, maar volgens
de verkoopcijfers is het een dichtbundel uit Kirgizië, ach, had ik toch maar
het escargotskraam van mijn vader overgenomen, waard, is er nog witte wijn?!’
Hij is een schrijver die al bij zijn debuut begrepen had dat spanning niet alleen
in thrillers een essentieel element is, waardoor er dankzij het op dat debuut
gebaseerde Generatie B eindelijk weer
iets spannends op tv was, en niet omdat er een lijk gevonden werd in
Denemarken. Joost zal nooit naar zijn boeken kijken en zonder ironie zeggen:
‘Wat zijn er toch mooie kinderen gekomen uit jouw kraantje, pappie!’ Want Joost
wil geen mooie boeken maken; het liefst zou hij een vuil omslag zien om de
urgente, ontregelende, genadeloos grappige pulpficties die uit zijn hersenpan
eten en zich vanuit zijn buik een weg naar buiten vreten. Qua vuiligheid is het
omslag van Bella mislukt, en de naam
van tekenaar Jeroen Los had even groot op de cover mogen staan als de naam van
de schrijver. Verder valt er op het omslag en op alles wat ertussen zit weinig
of niks aan te merken, en de neiging is groot om uit deze wonderlijke roman in
beelden zinnen te citeren en beelden, euh, uit te beelden, maar aangezien ik
voor deze inleiding betaald word in gesigneerde foto’s van Arnon Grunberg, maak
ik graag plaats voor de meesters zelve. Lof en dank, Jeroen Los, voor het beeld.
Het woord is aan Joost Vandecasteele.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten