dinsdag 25 juli 2023

Liefde hoefde het nooit te worden. Brief aan een kruimeldief

Beste Rudy, 

L.H. Wiener heeft geschreven: ‘Uitgevers zijn als vijanden, je kunt niet zonder ze.’ Jij bent mijn vierde uitgever. Ik had het liever anders gezien, maar ik ben een enemy hopper
    2 augustus 2021 mailde redacteur M. mij: ‘Intussen hebben zowel Rudy als ik De wegwijzers mogen weg gelezen en we vinden het beiden behoorlijk geniaal.’ Volgde een dol getoeter met de loftrompet, eindigend met ‘inhoudelijk en structureel zit het vernuftig in elkaar’. 
    Kortom, uitgeverij Vrijdag wilde mijn roman graag uitgeven. 
    Bijna twee jaar later moet ik besluiten dat jullie mij en m’n ‘behoorlijk geniale’ boek voornamelijk geschoffeerd hebben.
    Dat je als schrijver tegen een belediging moet kunnen, wist ik al langer. Gewoonlijk gaat aan de belediging evenwel geen lofzang vooraf. 
    Herman de Coninck heeft over Jeroen Brouwers geschreven dat die van zijn uitgever niks minder dan liefde verwachtte. De Coninck zelf verwachtte van zijn uitgever dat hij een kaft om zijn boek deed. Liefde krijg ik thuis al genoeg, maar het mag iets meer dan een kaft zijn. 
    Eerste schoffering. Het voorschot.
    De wegwijzers zou aanvankelijk verschijnen bij Lebowski. Mijn redacteur daar, Roel van Diepen, had zich sedert de lente van 2020 met het manuscript beziggehouden. Een contract was er nog niet, een voorschot had ik dus ook nog niet gekregen. Na het plotselinge vertrek van uitgever Oscar van Gelderen vertrokken ook drijvende krachten Jasper Henderson en Roel van Diepen bij Lebowski, waarna ik besloot op zoek te gaan naar een Vlaamse uitgever. Toen ik voor het eerst aan jullie tafel zat, was er aan het ‘vernuftig in elkaar zittende’ manuscript niet heel veel werk meer. Daarom – en omdat jullie eigenlijk niet aan voorschotten deden maar voor mij bereid waren in de buidel te tasten – nam ik genoegen met een voorschot van 500, na belastingaftrek 462,5 euro. Met twee vingertoppen kun je ook in de buidel tasten, jullie tastten met precisie, zo kon ik toen nog meesmuilend denken.
    Maar een paar maanden later dacht ik: jullie hadden dieper moeten tasten.
    Alle stadia in het tot stand komen van een boek zijn plezierig, tot het stadium der drukproeven aanbreekt, dan wordt het werken. Ik beschouw het als mijn taak om alle proeven volledig door te nemen; er zijn schrijvers die dat vertikken en dan schrikken als hun uitgever de vormgeving blindelings overgelaten heeft aan een aap met een schaar en een Prittstift, zie de rampzalige uitgaven van Borgerhoff en Lamberigts. In de eerste drukproef staan sowieso zetfouten. Correcties veroorzaken vaak nieuwe fouten. Zo kun je een tijdje bezig blijven. Als je voor de derde keer door dat hele kutboek gaat, moet je je kunnen optrekken aan de wetenschap dat er een mooi voorschot op je bankrekening staat. Je wilt niet zitten denken aan het loon dat de vormgever op dat ogenblik verdient en het kleingeld dat jij krijgt voor het corrigeren van zijn fouten.
    Ook op de zetfouten in het leesfragment op de Vrijdag-site diende ik jullie te wijzen. De aanhef van mijn roman was daar zo nonchalant neergegooid, dat ik aan de betrokken medewerkster L. schreef: ‘Met al de foute insprongen die mensen in mijn teksten hebben toegelaten, zou ik voor de paralympische discipline mankstapspringen kunnen pleiten.’ Nee, een van mijn beste formuleringen was het niet, en ik excuseerde mij bij L., die het fragment aanpaste. Jij stuurde me nog een poging tot ironie als antwoord op mijn aanmerking. Zo’n leesfragment is een visitekaartje. Als een tegelzetter jou z’n kaartje geeft en dat oogt als een rommeltje, dan zul jij misschien denken: ach, het is maar een kaartje. Maar ik zou denken dat mijn muur eruit gaat zien als een still van het speelbord uit Blokken.
    Tweede schoffering. Jouw inleiding op de boekpresentatie. 
    Nietszeggendheid, gelukkig in slechts vier, vijf zinnen. Een verplicht nummer van een stiefvader die betere dingen te doen heeft. Langs de kassa passeren en wegwezen.
    Finale schoffering. De jaarafrekening.
    Op de boekpresentatie, 17 maart 2022, werden net geen 70 stuks verkocht. Jij zat aan de kassa, want Standaard Boekhandel had geen zin om boeken te verkopen. Jij ontving aldus, afgerond, 1400 euro.
    28 april ’22 mailde je mij: ‘Er zijn tot nu toe zowat 500 exemplaren verkocht and counting.’ Jouw cursivering; ik zag je met een scheve kop over de toonbank vliegende boeken tellen. Mooi beeld.
    4 juni ’22 mailde je: ‘Er zijn nu 550 exemplaren verkocht.’
    Daarna moet de verkoop stilgevallen zijn, want 10 november ’22 schreef je: ‘Verkoop nu zowat 550 à 570 exemplaren.’ Een tegenvaller, maar het is niet omdat je gestopt bent met drinken dat je de champagne niet kunt laten knallen.
    20 december ’22 meldde je dat ik in de loop van volgend voorjaar een overzicht en betaling van de royalty’s van 2022 tegemoet kon zien. Overzicht én betaling.
    1 juni jl. kondigde je aan dat de royaltystatements een week later dan contractueel voorzien zouden worden afgehandeld, maar dat ‘de verkopen van De wegwijzers mogen weg in 2022 het voorschot nog niet hebben ingelopen, dus zal er geen bijkomend bedrag te ontvangen zijn’.
    Misschien heb je kort na het verzenden van die mail een vreemd geluid gehoord. Dat was het breken van mijn klomp.
    Dat je mij schoffeerde met een voorschot om op te schieten, tot daaraan toe. Maar dat je dacht mij te kunnen wijsmaken dat dat miezerige voorschot nog niet is ingelopen, daar begon ik van te verhulken. Uit mijn scheurende hemdsmouwen groeiden groene boomstammen en zo zou ik op je afgekomen zijn als je in mijn buurt woonde.
    Als jij op de boekpresentatie 1400 euro ontvangt, van welk bedrag niet de gebruikelijke 42% voor de boekhandel afgaat, dan zou het niet fair zijn als ik slechts 10% van dat bedrag kreeg. Fair zou zijn: 10% plus de helft van die 42%, dus ongeveer 430 euro, waarmee ik het voorschot die avond al bijna had terugverdiend. En dan moesten de andere exemplaren van die ‘550 à 570’ nog verkocht worden.
    En het zou mij dunkt ook niet kloppen als van opbrengsten waar geen boekhandel aan te pas is gekomen de later door boekhandels geretourneerde exemplaren afgetrokken werden.
    12 juni bereikten mij de uitzaaiingen van het kwaadaardige gezwel dat jij me meende te kunnen verkopen als een wiskundeknobbel. Waren volgens de afrekening in 2022 verkocht: 181 exemplaren.
    Mijn klomp brak nu op zo’n manier dat hij op weg naar het containerpark verpulverde.
    Drie keer geef je mij een 500+ en dan kom je aankakken met 181. Hoe, in the name of Shakespeare’s butthole, rijm je dat? Waar zijn die ‘550 à 570’ verkochte boeken gebleven? Waarom worden die 70 stuks van de presentatie niet apart vermeld en verrekend? En vind jij het normaal dat er belasting van mijn voorschot afgaat maar dat ik het brutovoorschot moet terugverdienen? Da’s dubbelop.
    Nog die 12de juni zette ik m’n vragen bij de afrekening op mail. Kreeg ik een automatisch antwoord: je was ’m tot de 25ste gesmeerd. Vind je ’t gek dat die timing mij geen toeval leek
    Tien dagen later beliefde het jou verklaringen op mijn mouw te spelden.
    Tussentijdse verkoopcijfers worden gemeld ‘met voorbehoud op definitieve juistheid, immers boeken kunnen dagelijks diverse trajecten van en naar allerhande afnemers kennen’.
    Was dat ginds een vliegtuig? Was het een vogel? Verhip, het was mijn roman die klapwiekend door het zwerk scheerde tijdens een van zijn diverse dagelijkse trajecten!
    Van de opbrengst van de boekpresentatie werd de vergoeding voor de interviewer afgetrokken, zo beweer jij. Maar ik hoorde van die goede man dat hij het op voorhand overeengekomen bedrag voor die avond nooit ontvangen heeft, en waarom zou hij daarover liegen?
    Overigens mailde pers- en promoverantwoordelijke S. mij op 24 januari, dus vóór de presentatie, dat er voor de interviewer een budget van 250 euro beschikbaar was. Ongeacht wat de opbrengst zou zijn, was er budget voorzien. Waarom zou ik, de godverdomde interviewee, dan mee moeten betalen voor dat interview?
    Ik heb het meeste werk in de boekpresentatie gestoken en wat krijg ik ervoor? Nog geen 140 euro. Er kwam 42% vrij maar jij vond het niet billijk om dat met mij te delen, want je benzine moest betaald worden en de 90 aanwezigen mochten op jouw kosten een glas drinken. Jouw kosten mijn reet.
    Allicht hadden wij hier vóór de presentatie afspraken over moeten maken. Ik achtte dat niet nodig omdat ik aannam dat ik mijn deel – geen overdreven deel, lijkt me – wel zou krijgen. Dat was dus een vergissing van me.
    Als ik van de opbrengst van de presentatie een fair stuk had gekregen (31%, 430 euro), dan was daarmee, zelfs als er in 2022 maar 181 boeken werden verkocht, wat ik dus vertik om te geloven, het voorschot terugverdiend en een royaltystroompje op gang gekomen.
    In een brief aan uitgever en ‘ordinaire dief’ Mai Spijkers schreef Arnon Grunberg: ‘Was u nog een gentleman-dief die van de rijken steelt om het onder de armen – dat wil zeggen: zichzelf en zijn familie – te verdelen, ik had ermee kunnen leven. Maar u steelt van armlastige auteurs die als beesten werken om zichzelf en hun extended family te onderhouden. (…) Weet u hoevelen wachten op mijn brood?’
    Jij en ik verhouden ons tot Spijkers en Grunberg zoals garnalen tot scampi’s – ja, ik houd rekening met de onderscheiding die je hebt gekregen – maar jij bent ook een ordinaire dief, een kruimeldief, en ik heb ergens een pistolet zien liggen die ik zou willen kopen. Ik zal ’m aanschaffen van de gages die ik opnieuw aan het verdienen ben als komiek. De comedy is gelukkig nog een sector waar men begrepen heeft dat geld respect en vrijheid is.
    Een jaar of zeven geleden, aan tafel bij mijn toenmalige schoonmoeder, zei de zus van mijn lief tegen mij: ‘Je moet goed zot zijn om een boek te willen schrijven.’
    Haar vriend Jos, een bouwvakker in wie ik twee keer paste, zei: ‘Ik hoor hem nooit klagen over de opbrengst van zijn boeken, dus zo zot zal hij wel niet zijn.’
    ‘Ik klaag niet,’ beaamde ik. 
    ‘Je gaat er dus nog een schrijven?’ vroeg hij.
    ‘Dat denk ik wel, Jos,’ antwoordde ik. ‘Maar het is ook mogelijk dat ik mijn oude beroep weer kies, want eigenlijk ben ik een theepot.’
    Een bouwvakker die lachte om een pointe van Gerard Reve, ook zo zot niet.
    Maar genoeg gelachen. Ik zal wellicht nog een boek schrijven maar het logo van uitgeverij Vrijdag zal er niet op staan, al bood je mij een voorschot van 3000 euro. Met dat bedrag hoopte je ooit een schrijfster van korte verhalen binnen te halen. Zij vertelde mij dit op een terras nadat jij me 462,5 apennootjes had toegeworpen. ‘Wat was dat vreemd geluid?’ vroeg ze. ‘Geen idee,’ zei ik, mijn kapotte klomp wegmoffelend, ‘waarschijnlijk die Hollander daar.’
    Ik verwachtte transparantie van jou. Je bent even transparant als de vleesverrassing van beenhouwerij Crazy Achmed.
    Ga maar iets moois doen met mijn geld. Ik strompel met een nieuwe klomp naar een nieuwe vijand.
    Dag Rudy. Liefde hoefde het nooit te worden. Gelukkig zit er een mooie kaft om mijn boek.

TF

Geen opmerkingen:

Een reactie posten