maandag 11 november 2013

Het meisje in de tent


Lieve Elke,

Zoals beloofd bezorg ik je in bolletjesplastiek een gesigneerd exemplaar van mijn boek. Hopelijk is het boek leuker dan het plastiek.
     Misschien ben je meer een bladeraar dan een lezer, maar ik verklap niet op welke bladzijden van De geachten jij voorkomt. Weet je ook eens hoe het voelt om naar jou uit te zien. Jij bent het meisje in de tent in Zuid-Frankrijk. Maar dat wist je al.
     Ik heb ooit een romanmanuscript over die zomervakantie van 1994 geschreven, maar ik heb het verbrand. De vakantie was spannender dan de roman.
     Heb jij eigenlijk ooit geweten dat onze kus in je tent mijn eerste tongzoen was? Ik dacht dat je het wel doorhad, omdat je tijdens de zoen een blazend geluid met je neus maakte. Het klonk alsof je mij een beetje uitlachte, maar misschien ademde je gewoon uit via je neus. Ikzelf heb denk ik niet geademd tijdens die zoen.
     Pas later zou ik begrijpen dat het een afscheidskus was. Na de kus gaf je me een brief die ik met kloppend hart langs de slapende tenten en caravans droeg en een paar keer las in het licht van een wc-hokje. De brief was geschreven in potlood; op de gele envelop stond mijn naam in rode inkt. Ik begreep dat die zoen een afscheid was toen het tot me doordrong dat in de envelop aanvankelijk een in rood geschreven brief had gezeten. Je had de envelop gehouden maar de brief weggegooid. Tussen het rood en het potlood was Jan gekomen. Jan, mijn vriend, van wie ik ooit een condoom kreeg toen ik hem had verteld over een meisje dat ik leuk vond. ’s Nachts lag ik naast hem op een luchtmatras die ik iedere avond moest oppompen omdat er gaten in zaten. Zodra ik hoorde dat Jan sliep, kwam ik uit mijn slaapzak en sloop ik over de camping naar jouw tent. De nacht waarin we kusten lag je broertje naast ons te slapen; meestal sliep hij bij je ouders in de caravan. Als Jan wakker werd wanneer ik terug in onze tent kwam, zei ik dat ik naar de wc was geweest. Als hij al wakker was wanneer ik binnenkwam voegde ik eraan toe: ‘Ik denk dat ik verstopt zit. Het zal voor morgen zijn.’ Dat gaf me ruimte voor de volgende nacht.
     Je brief eindigde met een mooie zin die ik altijd ben blijven onthouden. ‘Het meisje dat jou verdient is een engel, want dat ben jij ook voor mij.’
     De engel is gekomen, maar soms denk ik dat ze beter verdient.
     Heb jij die poëziebundel nog die ik voor je schreef? De titel was Poëzie met een omweg naar de clou. Ik herinner mij één gedicht: ‘De kat zegt miauw / Ik zeg / ik hou van jiauw.’ Die omweg in de titel sloeg waarschijnlijk op het woord ‘jiauw’.
     Negentien jaar later doe ik niet meer aan poëzie en omwegen. Ik kom sneller waar ik moet zijn en de mensen begrijpen me beter, want ze noemen me een smeerlap.
     Toen ik je laatst in het cultureel centrum van Aalst samen met je ouders terugzag, had ik gedronken. Maar ook als ik nuchter ben vind ik je nog altijd mooi.

Tim

Geen opmerkingen:

Een reactie posten