Woensdag 24 maart 2004. Een koude avond in Gent. Met vijf of zes A4-bladen in mijn handen loop ik van het Sint-Pietersstation naar de Eedverbondkaai, waar Glenn en Sylvia wonen. Zij zullen mij later die avond in de Mineral voor het eerst zien optreden als komiek.
‘Hoe ga je openen?’ vraagt Glenn.
‘Ik ga zeggen dat ik geen moppen ga vertellen.’
‘Hoe lang ga je spelen?’
‘Ik denk een halfuur.’
Uiteindelijk duurde mijn eerste optreden zeven minuten. Of negen. Moppen heb ik niet verteld, maar ik liet wel al de oerversie van Marcelleken Orbison los.
Marcelleken Orbison was een Vlaamse zanger die zo heette omdat hij een onderlijfje (marcelleken) en een zwarte zonnebril droeg. Hij brak in beperkte kring door in de halve finale van de 123 Comedy Award 2004, mijn derde optreden, ook in de Mineral. Hij zong er zijn single Ik heb een cactus (in mijn anus) en daarna zong hij de b-kant van die single. De b-kant was tegelijk het vervolg en een remix van de a-kant. ‘Da’s een unicum,’ meende hij. ‘Dat was nog nooit gepresteerd in de geschiedenis van de muziek. Ik heb het gepresteerd. Het was op een donderdag. Ik weet dat nog, want ik zei tegen mijn moeder: “Moeder, ik ga een unicum presteren.” En mijn moeder zei: “Ha, da’s goed jongen, breng mij dan eens een paar flessen Ricard mee.” Ze dacht dat ik gezegd had: “Moeder, ik ga aan de Unic passeren.”’
De tekst van de a-kant luidde:
Ik heb een cactus in mijn anus
Ik zit hier in mijn element
Ik heb een cactus in mijn anus
En mijn broer heeft een appartement
Aan de zee
Aan de zee
Aan de zee
De b-kant had dezelfde tekst maar een toontje lager gezongen. In dat lager toontje moest je zowel het vervolg als de remix horen: tussen kant a en kant b was de cactus immers geknakt, waardoor het bloed dat uit de anus kwam zich mixte met de melk van de cactus.
Bij de a-kant hoorde een dansje. Bij de b-kant niet.
Ik ben gestopt met Marcelleken Orbison nadat Joost Vandecasteele mij na een optreden vroeg: ‘Hoe oud ben jij eigenlijk?’
Daarna kende mijn carrière een warrige periode met verhalen over 96 My Little Pony’s die ik ontvangen had met de post en rauwe paardenbiefstukken die ik nat en halfgroen in de mensen hun gezicht duwde.
Ten slotte kwam ik met mijn coach Dimitri Desmyter tot een set van veertig minuten die vier jaar zou meegaan:
- Wachten op Godot
- Woordgrapjes
- Derde Wereld
- Studeren
- Weer of geen weer
- Droog
- Moeder Teresa
- Anco
- Giraffen
Dinsdag 30 maart 2010. Een bewolkte avond in Heist-op-den-Berg. Zes jaar en zes dagen na mijn eerste optreden speel ik samen met mijn compagnon de route van het eerste uur Bert Gabriëls mijn laatste comedy-optreden. Café De Living blijkt de beste plek om de komiek uit de schrijver-komiek te schrappen. De eigenaar van het café baat in het pand ernaast een boekenwinkel uit, er ligt een stapel exemplaren van De geachten. Het is geen memorabel optreden in De Living maar als ik nadien buitenkom en naar de etalage van de boekenwinkel kijk, heb ik het gevoel dat alles klopt.
Ik stop met comedy omdat ik de laatste vier jaar geen nieuw materiaal geschreven heb en omdat ik mijzelf na anderhalf boek beter vind als schrijver dan als komiek. Met de set die ik vier jaar heb gespeeld heb ik mij tot en met de laatste avond goed geamuseerd, maar als je zo lang geen nieuw materiaal hebt geschreven kun je je afvragen of je eigenlijk wel een komiek bent.
In de treinen van Heist-op-den-Berg naar Aalst laat ik zes jaar comedy de revue passeren. De cafés, jeugdhuizen, parochiezalen, chirotenten, schouwburgen; de pijnlijke stiltes; de rock-‘n-roll van fantastische optredens; het podium in café D’Hespe dat uit elkaar schuift terwijl ik het dansje van Marcelleken Orbison doe; de vrouw die me probeert te wurgen in jeugdhuis Den Tap; de organisator van het eetfestijn die De Troepen aankondigt en nog meegeeft dat na de comedy de winnaar van de ballonvaart wordt bekendgemaakt…
In Mortsel moet ik overstappen. De maan hangt als een grote, volle ballon boven de spoorweg. In een tuin achter me begint een hond te blaffen. Misschien blaft hij naar de maan, misschien heeft hij mij geroken. Ik ruik naar zweet. Ik kijk of er nog tijd is om bier te kopen in de frituur naast de spoorweg, maar de bel rinkelt en de slagbomen gaan neer.
… het rennen door straten naar de laatste trein; de lange (met Denis Nowé) en dolle (met Joost Vandecasteele) autoritten; de blues van de oranje lichten van de autostrade in de voorruit; de tankstations en blikken Jupiler; de giechelvrouwen in het publiek; de gehandicapte kinderen en de mannen met gekruiste armen op de eerste rij; het wachten backstage met vermoeiende komieken die allemaal de plezantste willen zijn; de geweldige, inspirerende komieken.
De trein is met vertraging uit Mortsel vertrokken. Ik vraag aan de conductrice of we op tijd in Brussel zullen zijn voor de trein naar Aalst. Ze begint met zo’n zwarte pen op een bakje te tikken. Ik kijk door het venster en zie mezelf. De conductrice besluit uit haar bakje dat er geen probleem is. Ik heb zin in bier. De conductrice keert nog een paar keer terug om in gebroken Nederlands te zeggen hoeveel minuten ik nog heb in Brussel. Vijf. Drie. Uiteindelijk wordt het haar te nipt en belt ze naar Brussel. ‘De trein zal niet vertrekken zonder jou,’ zegt ze. ‘Bedankt,’ zeg ik. Glimlachend knikt ze naar me. ‘Merci,’ zeg ik. Als je geregeld de trein neemt zou je vaak denken dat NMBS de afkorting is van Naar Mongolennormen Best Sterk, maar nu ontroert het mij hoe deze vrouw ervoor zorgt dat ik thuis geraak.
Thuis drink ik Jupiler Tauro uit de fles. Later die nacht loop ik langs de velden achter mijn huis. Ik heb meer maan nodig.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Het ga je goed Fonkmeister.
BeantwoordenVerwijderenMissen zal ik je.
BeantwoordenVerwijderenHet podium verliest een aparte performer; de literatuur krijgt er een bij! Succes!
BeantwoordenVerwijderenBen ik het volledig mee eens! Schrijven zal je zodat wij je meer lezen kunnen!
BeantwoordenVerwijderen(Trouwens, is dienen 'Unic' er nog in Erpe-Mere? Want dat is dan wel een unicum!)