zondag 13 februari 2011

Man bijt hond is overal

Het raam van mijn schrijfkamer kijkt uit op de parking. Een belangrijk onderdeel van het schrijven is ijsberen en door het raam kijken. In het raam knippert geen cursor terwijl je over een zin nadenkt. En op de parking gebeurt weleens wat.

Een van de geparkeerde auto’s behoort aan het bejaarde echtpaar dat schuin tegenover mijn appartement woont. Julien en Rosa verplaatsen zich bij voorkeur te voet of met de bus, alleen als het echt niet anders kan nemen ze hun Opel Corsa. Die staat altijd in het vierde vak van de parkeerstrook die evenwijdig met het gebouw loopt. Wanneer ze terugkomen en het vierde vak is bezet, parkeert Julien de Corsa in het dichtstbijzijnde vak. Als ik op dat moment voor mijn raam sta, moet het schrijven mij even excuseren. Ik zorg dat mijn glas vol is en wacht op wat komen gaat.

Zo stond ik hier vandaag ook. Julien reed de parking op en moest noodgedwongen in het zestiende vak parkeren, in het vierde stond een donkerblauwe Mercedes. Ik boog me even over mijn computer, legde Document van R.E.M. op en toen reed uit het achtste vak een Matiz weg. Dit kon hij niet laten liggen. Helaas moest ik naar de wc. De grote wc, te groot om op tijd terug te zijn als Julien hetzelfde had gezien als ik. Zittend op de pot hoorde ik het applaus in de schouwburg. Toen ik terug op mijn plaats kwam, stond de Corsa in het achtste vak.

Ik liep naar de keuken om een Jupiler Tauro en een stuk kaas te halen en hoorde de lift stoppen. Door het gaatje in de deur zag ik Julien uit de cabine komen, hij droeg zijn jas en pet én zijn fietsspelden. Als je je van de derde verdieping naar het achtste vak moet reppen, kun je de aërodynamica niet aan het toeval overlaten. Haastig verdween hij in de coulissen en ik keerde terug naar mijn schrijfkamer. Ik had bier en kaas, de finale zou ik niet missen. Als ik moest pissen had ik op mijn schrijftafel nog een paar lege Tauro-flessen.

Over de huizen in de verte zweefden mijn gedachten naar de Mineral in Gent, waar ik bijna acht jaar geleden mijn eerste optreden als komiek speelde en later in de backstage in een bierflesje stond te pissen terwijl de mc mij aankondigde. Toen ik het podium op liep, zag ik de nadrup in mijn broek verschijnen.

Nu was ik toeschouwer, en zonder gezeik zag ik een man naar de donkerblauwe Mercedes in het vierde vak lopen. Tegelijk zag ik hoe Julien zich weer uit zijn zetel hees, in zijn jas kroop en zijn pet opzette; zijn fietsspelden zou hij waarschijnlijk niet uitgedaan hebben. Ik hoorde het geluid van de lift en even later verscheen mijn buurman snelwandelend in beeld, hij behoedde zijn pet voor de wind en keek over de daken van de auto’s of er geen kaper op de kust aankwam. Daar had ik vanop de derde verdieping een beter zicht op en omdat ik een slechte mens ben hoopte ik op die kaper, doch helaas, de kust bleef veilig en Julien parkeerde zijn Corsa in het vak waarin als een ongeschreven verkeerswet zijn naam staat. Man bijt hond is overal, dacht ik toen hij met zijn fietsspelden uit de auto stapte.

2 opmerkingen: