Geachte R. Van Malderen,
Het is de eerste keer dat ik mij tot een vrederechter moet richten en ik ken mensen, zij hebben ook brieven van mij in hun bezit, die u driftig zouden kunnen verzekeren dat het niet de laatste keer zal zijn.
U schrijft mij: ‘Hierbij heb ik de eer U mede te delen dat U in aanmerking komt als bijzitter van een stemopnemingsbureau bij voormelde verkiezingen.’
Ik zie niet direct het verband tussen eer en bijzitter van een stemopnemingsbureau. Maar goed, ik zie ook niet direct het verband tussen walging en de jaren tachtig.
Wat moet zo’n bijzitter precies doen? Valt er iets te drinken in dat stemopnemingsbureau? De laatste keer dat ik moest gaan stemmen – ik had een kater, mijn haar rook naar overgeefsel – moest ik naar het Klaproosje, de kleuterschool op de Oude Gentbaan. Vroeger dronk ik in de kleuterschool Inex-melk uit blauwe plastieken potjes. Die potjes hadden charme, maar van charme word ik niet dronken.
Als u dus kunt zorgen voor een bak Hoegaarden onder mijn tafel en, nu ik u toch heb, een mooi meisje aan mijn zijde dat bereid is mij onder tafel af te trekken tegen de stress van de stemopneming, dan ben ik uw man. Als u dit niet voor me kunt regelen vrees ik dat ik het snel op mijn zenuwen zal krijgen en dan ga ik mij zelf moeten aftrekken en dan weet ik niet of ik alle stemmen ga kunnen opnemen.
Hoe besluit u eigenlijk dat iemand in aanmerking komt als bijzitter?
Tim Foncke
De geachten, pag. 61
zondag 14 oktober 2012
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten