Ik verliet de stad en fietste via de Ledebaan naar de Pennebaan, een smalle betonweg tussen velden en weilanden. De weg loopt ook langs twee kleine bossen, tussen de bomen liggen meestal plastieken zakken met huisvuil en ook weleens een stofzuiger of een matras. Om de tocht idyllisch te houden stel ik mij de mensen op hun nieuwe matras voor terwijl ze verstrengeld onder een deken van maanlicht sterven in hun slaap. Op een weide tegenover een van de bossen staat een camionette te roesten. De ramen zijn eruit en de schuifdeur staat onwrikbaar open. Daar zit ik dan tussen de schuifdeur en de voorbank met mijn voeten in het lange gras, uitkijkend over de wei en wijn drinkend uit een Spa-fles. Op de betonweg achter mij passeert af en toe een auto, maar ik zit onzichtbaar in een gedumpte camionette en hoef nergens heen. Het leven is goed als je niet deelneemt.
Op de middelbare school leerden wij over de romantici die zich terugtrokken in de natuur. Ikzelf trok mij in die tijd alleen terug in de natuur om tegen een boom te pissen. Hoe meer de natuur op een stort gaat lijken, hoe romantischer ik word.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten