Tijdens het Gala van de Gouden Jefkes, Vlaanderens eerste Comedy Awards, heeft Geert Hoste, de voormalige
hofnar, een lifetime achievement award gekregen. Ik was niet van het partijtje maar ik vermoed dat
presentator Michael Van Peel niet terug zal zijn gekomen op nochtans een van de
strafste achievements van de heer Hoste. Daarom zal ik het doen.
In 2011
maakt Luc Tuymans van een persfoto van Jean-Marie Dedecker een schilderij. De
foto is een jaar eerder gemaakt door Katrijn Van Giel. De gelijkenis tussen haar foto en het schilderij is onmiskenbaar. Begin 2015 wordt Luc
Tuymans veroordeeld tot een dwangsom wegens schending van de auteursrechten van
de fotografe. Geert Hoste neemt het in een opiniestuk (in De Morgen) op voor de
schilder.
Hoste begint
zijn stuk met de mededeling dat hij door de verdediging van Tuymans
geconsulteerd werd om zijn mening te geven over A Belgian Politician, zoals
het schilderij heet, en het oeuvre van Tuymans in het algemeen.
Als mijn
advocaat Geert Hoste zou moeten consulteren, zou ik mijn advocaat ontslaan.
Volgens
Hoste heeft Tuymans met zijn doek ‘een andere werkelijkheid geschapen’. Derhalve
valt het onder humor, meent hij.
Volgens mij
heeft het verschilderen van een foto evenveel te maken met humor als een
staande lamp met badminton.
Hoste gaat
door: ‘Als je humor brengt, heb je wel altijd de bedoeling om humor te brengen.
Die ingesteldheid is essentieel.’
Iedere
melkboer zal het bevestigen: als je melk brengt, heb je wel altijd de bedoeling
om melk te brengen. Of het zou de fictieve melkman Dan moeten zijn uit de
cartoons van Max Cannon. Dat hij tijdens zijn ronde liever bezopen fratsen dan
melk aan huis bezorgt, maakt hem tot een brenger van humor. Zijn ingesteldheid
is essentieel.
Om aan te
tonen dat Tuymans’ werk wel degelijk onder humor valt, verklaart Hoste: ‘Humor kan kritisch
zijn, poëtisch, ontroerend, intelligent, esthetisch.’ Hij had er nog een dozijn adjectieven achteraan mogen gooien, A Belgian Politician zal altijd stoppen waar de humor begint. Een humorist die dat ontkent, verstaat z'n vak niet.
‘Omdat het
woord “Fortis” uit de mond van een humorist kwam, werd het
als vanzelf ironie.’
In zijn
conference van 2008 kwam Hoste de scène op en sprak zonder introductie het
woord ‘Fortis’ uit. Dat was lachen geblazen; helaas meende hij de ironie te moeten rekken. Waarlijk ironisch zou het geweest zijn als hij zonder introductie dat woord
had uitgesproken en verder die hele bank had genegeerd.
‘Als Tuymans
een persfoto vertaalt naar verf en doek, is het een parodie. Juist omdat het
Tuymans is die het doet. Deze kunstenaar, die zich bedient van deze beeldtaal.
Een parodie is zichtbaar voor wie ze zien wil.’
Zo krijg je
als komiek dus een lifetime achievement award: door de parodie in hetzelfde
rijtje te zetten als de ufo, het monster van Loch Ness en de borsten van
Justine Henin.
‘Het is niet
omdat Luc Tuymans Dedecker geen rode neus geeft dat het niet om te lachen kan
zijn. Bij Luc Tuymans werkt het veel subtieler.’
Als Tuymans
Dedecker een rode neus had gegeven, was het in elk geval geen fotokopie
meer geweest. Ik dacht ‘foto-kopie’ te schrijven, maar zonder koppelteken werkt
het veel subtieler.
‘Er mag best
wat intellect van de toeschouwer gevraagd worden. Of moet Tuymans signeren met
een smiley?’
Hoste beseft
niet dat hij met die rode neus en die smiley z’n verdediging van Tuymans alleen maar meer ondermijnt. Dat doet hij in z’n opiniestuk ook met zichzelf, maar hij had zich toen
allang opgeworpen als een vrolijke spring-in-’t-mijnenveld door overschotjes
die waarachtige komieken in de vuilbak zouden gooien te verpatsen aan een roddelblad.
‘De vraag of
een kunstenaar toestemming zou moeten vragen om een parodiërend werk te maken
staat lijnrecht tegenover de artistieke vrijheid, ja zelfs de vrijheid van
meningsuiting.’
Hij sleurt ja zelfs de vrijheid van meningsuiting
erbij, geen half werk. Ik had het Tuymans graag horen verklaren in de
rechtbank: ‘Het zonder toestemming verschilderen van een foto is nu eenmaal
mijn mening.’
‘Artiesten
hebben impulsen nodig, noem ze muzen. En die moeten er niet altijd uitzien als
Griekse godinnen.’ Het moet een harde klap voor Jean-Marie Dedecker geweest
zijn: hij was geen Griekse godin.
Arnon
Grunberg, een schrijver die geprezen is om z’n ironie, vroeg ooit aan een vrouw
of ze zijn muze wilde zijn. Ze zei: ‘Ja, als het niet te veel werk is.’ Een prachtig
antwoord. Luc Tuymans had naar Katrijn Van Giel moeten bellen en haar, in zijn
typisch parodiërende stijl, moeten vragen: ‘Katrijn, wil je mijn muze zijn als
het niet te veel werk is voor mij?’
Volgend
citaat komt nog steeds uit het opiniestuk van de heer Hoste; dat men niet denkt
dat ik een opstel van een twaalfjarige plagieer: ‘We worden overdonderd met
beeldtaal. Of je nu wilt of niet. Dat is het verschil tussen een selfie en een
persfoto. Een persfoto is gemaakt om gezien te worden. Wordt verkocht om gezien
te worden. Wordt opgedrongen aan diegene die de krant openslaat. Het is niet
alleen een weergave van de feiten, het is ook bedoeld als inspiratie. Voor
sommige mensen is zo’n foto soms het onderwerp van een gesprek op de trein,
voor kunstenaars kan het inspiratie zijn. Het gaat hier om inspiratie en die
inspiratie dringt zich op.’
Een schilder
loopt tegen de lamp na het onrechtmatig gebruiken van een persfoto en de
verdediging zegt: ‘Kijk, edelachtbare, die foto was inspiratie en de
inspiratie drong zich op.’ Briljant. Dat had Jan Fabre moeten antwoorden toen
een studente hem had betrapt op het jatten van hele lappen tekst van Leonard
Nolens. Maar de befaamde blaas haalde slechts de schouders op en zei: ‘De wereld is mijn
bibliotheek.’
‘Soms kan je
als kunstenaar niets anders dan wat zich in de wereld voordoet te verwerken in
een kunstwerk. De kunstgeschiedenis is een samenvatting van feiten en beelden
die zich aan kunstenaars hebben gepresenteerd en verwerkt werden in een
schilderij, beeld, partituur of boek. Neem Picasso en zijn Guernica, dat
heeft zich ook opgedrongen, Picasso was tot dat kunstwerk bewogen.’
Of neem mijn
buurman en zijn brievenbus, die bus heeft zich ook opgedrongen, ik zag een gleuf en
was tot dat vergrijp bewogen.
Niet gehinderd
door de uitspraak van de rechter besluit Geert Hoste: ‘Sören Kierkegaard is in
zijn standaardwerk over ironie heel duidelijk: “De ironie maakt het dichtwerk en
de dichter (cq schilderij en schilder) vrij.”’
Na de veroordeling ging Tuymans in beroep. Dat
Katrijn Van Giel vervolgens bereid was tot een minnelijke schikking, siert
haar.
maandag 10 maart 2025
Hoste en Tuymans, één affront
donderdag 2 november 2023
Toch bedankt, Jezus. Een paasverhaal
1
‘Papa, mag ik nog een donut?’
Na zeven jaar huwelijk was Rita Heftmes gestopt met opmerkingen te maken over de vraatzucht van haar man en het feit dat hij hun dochter meesleurde in het verderf. De koosnaam boterbergje deed haar telkens krimpen, maar zo kromp er ten minste iemand in dit gezin. Dolly was enig kind, na haar was Rita opnieuw zwanger geraakt maar daar was voortijdig een eind aan gekomen. Terwijl Tony zich in het hippe gedeelte van de stad liet vollopen tijdens de opening van een nieuwe nachtclub keek Rita tussen haar benen naar het hompje vlees dat in de toiletpot lag. Ze spoelde het hompje af onder de kraan en besloot het voorlopig op een bord in de koelkast te bewaren; ze legde er een briefje bij: ‘Tony, eet dit niet op, dit is je kind.’ Toen hij later die nacht wankel en ruikend naar designervagina thuiskwam en de koelkast opentrok, had Tony aan de woorden ‘eet dit’ genoeg om het bord in de microgolfoven op te warmen. De manier waarop hij dit later vertelde wanneer ze bevriende koppels op bezoek hadden, maakte dat er, vooral door de mannen, smakelijk om gelachen werd.
Zoveel mogelijk de vrolijkheid bewaren was Rita’s enige overgebleven ambitie, een ambitie die ze waarmaakte met behulp van pillen en het oeuvre van Elvis.
Toen ze haar dochter op de schoolbus had gezet, keek Rita in de ogen van de buschauffeur. Iedere ochtend probeerde zij in die ogen te verdrinken, maar het enige wat er gebeurde was dat de chauffeur een oogje dichtkneep voor de donut in Dolly’s hand.
Terug binnen ging Rita bij de kapstok naast de voordeur op haar knieën zitten. Met zijn geslacht in haar mond probeerde Tony het plaatje van de rits van zijn zomerjas over zijn buik te trekken; alsof hij een locomotief bestuurde terwijl ze de rails nog aan het leggen waren. Zijn kont was geschapen voor de leren zetel van een Ford Mustang; nog liever zou hij een bergdorp in Kirgizië besturen dan een verdomde locomotief.
Ten slotte slikte Rita zijn orgasme door. Ze stond op en informeerde vrolijk bij haar echtgenoot: ‘Ga je vandaag weer de dag plukken, schat?’
‘Nee, Rita,’ riep Tony terwijl hij aan het plaatje rukte, ‘vandaag ga ik paddenstoelen plukken! Jezus!’
Terwijl hij het laatste woord uitsprak, scheurde de rits en baarde de zomerjas Tony’s pens.
‘Goeiemorgen,’ begroette de radiopresentator hem even later in de Ford Mustang, ‘het wordt weer een stralende lentedag vol dingen om in onze mond te steken terwijl we proberen om niet te denken aan een cyaankali-ampul. Hier zijn The Shit and The Fan met hun nieuwe single “Don’t Treat My Knickers Like A Bodybag”.’
‘Steek die cyaankali in je reet, lul,’ zei Tony. Hij stopte bij een delicatessezaak en toen hij even later met een volle mond weer vertrok, ramde hij een man in een rolstoel die achter een geparkeerde bestelwagen vandaan kwam. De man werd met rolstoel en al gekatapulteerd en op de andere rijstrook geschept door een vrachtwagen. Toen hij er stapvoets langsreed zag Tony dat op de rolstoel een sticker plakte waarop stond: MY OTHER TOY HAS TITS.
‘Een zelfmoordenaar met humor,’ oordeelde Tony. Hij duwde een halve roomsoes naar binnen en gaf plankgas. Op de radio vlamden de One-Trick Piranhas door hun song ‘Friday Fisherman Day’, maar toen begon het radiotoestel te kraken. Uit het gekraak kwam een stem.
‘Hey cowboy, vannacht zul jij met klapperende tanden smeken om een cyaankali-ampul.’
Tony was opgehouden met kauwen en staarde met open mond naar de radio. Een stuk roomsoes viel op zijn schoot.
‘Poetstrauma’s?’ vroeg Billy Bob.
‘Ik zei tegen die tandarts: “En jij hebt zeker trektrauma’s.” Waarop zijn assistente begon te giechelen, dus ik ging nog even door tegen die lul. “Jij hebt typisch zo’n smoel die in een definitieve grimas geschoten is toen je in de badkamer aan je fluit wilde gaan trekken en daar je moeder in bad zag liggen met een spuitbus van L’Oréal in haar kut.” Poetstrauma’s… Ik zal hém de volgende keer een poetstrauma bezorgen door vlak voor mijn bezoek in een drol te bijten.’
‘Over bezoek gesproken,’ zei Billy Bob. ‘Ik had laatst een huis-aan-huisverkoper aan de deur. Van de firma Numéro, de nummer 1 in huisnummers.’
‘Die gast verkocht huisnummers?’ vroeg Eddie.
‘Dus ik zeg: “Ik heb al een huisnummer.” “Ha,” zegt hij, “u hebt al een huisnummer?” Ik zeg: “Wat denk je dat er aan mijn gevel hangt, mijn IQ?” En hij kijkt zo eens naar mijn nummer, en dan vraagt hij: “Hebt u er weleens over nagedacht uw huisnummer te vervangen?” Ik zeg: “Nee, daar heb ik nog nooit over nagedacht.” Zegt hij: “Als u nu een huisnummer koopt, krijgt u er gratis een deurbel bij die het geluid maakt van een koekoek.” Ik zeg: “Ik heb al een deurbel.” “Ja,” zegt hij, “maar zonder koekoek.” “Mijn huis is geen volière,” zeg ik. Maar die pipo blijft aandringen: “Wellicht kan ik u verleiden met een deurmat waarop staat: ALS JE DIT KUNT LEZEN, STA JE TE DICHT BIJ MIJN HUIS”.’
‘Wel toepasselijk,’ meende Eddie.
‘En toen begreep ik het,’ zei Billy Bob. ‘Die klootzak was helemaal geen verkoper, dat was een masochist. Die heb ik dus met een vleeshaak in zijn smoel in de kelder gehangen.’
‘Pasen staat voor de deur. Zoals u weet gedenken wij dan de verrijzenis van Jezus nadat hij gestorven was voor onze zonden.’
‘Dat weet ik, ja. Maar het is niet omdat er iets voor de deur staat, dat je de deur open moet doen. Pasen komt er bij mij niet in.’
‘Hoezo, Pasen komt er bij u niet in? Als het weekend voor de deur staat gaat u toch ook niet zeggen: het weekend komt er bij mij niet in? U kunt op vrijdagavond uw deur barricaderen, maar het weekend breekt sowieso aan, of u dat wilt of niet.’
‘Als u wist hoe ik mijn weekend vul zou u dat niet vergelijken met het paasfeest.’
‘Ik wens mij niet te bemoeien met uw privéleven, mevrouw. Maar goed, Jezus is gestorven voor de zonden van de mens en als ik naar de wereld van vandaag kijk, dan stel ik vast dat de mens dat maar matig apprecieert.’
‘U bedoelt dat het hoog tijd wordt dat Jezus terugkomt en nog een keer voor onze zonden sterft?’
‘Ik bedoel dat de zonde alomtegenwoordig is en –’
De gastvrouw onderbrak hem: ‘En dat het dus bullshit is om te beweren dat Jezus de pijp uit is gegaan omdat wij stout waren.’
‘Dat zeg ik niet, mevrouw.’
‘U zegt dat u naar de wereld van vandaag kijkt. Dan ziet u toch dat de bewering dat Jezus gestorven is voor onze zonden hetzelfde is als zeggen dat Hitler geboren is voor onze goeie daden?’
‘Toe maar, straks gaat u beweren dat er tijdens de holocaust zes miljoen vissen werden vermenigvuldigd.’
‘Hebt u die zelf bedacht of was dat een tweet van Rik To–'
Met Tony Heftmes in de kofferbak scheurden Eddie en Billy Bob naar het gebouw van de radio-omroep. Vanuit de wagen hielden ze de ingang in de gaten, tot ze aan de andere kant van de glazen deuren een bolle, zwartgeklede figuur zagen aankomen. Gekleed in een paashaaspak stapte Eddie uit.
‘Monseigneur,’ sprak Eddie vrolijk toen ze op de trappen voor het gebouw stonden. ‘Pasen staat voor de deur.’
De kardinaal keek ’m geïrriteerd aan. ‘Kan ik u helpen?’
‘Jazeker kunt u dat. U bent verkozen tot de nieuwe Jezus. Het ging tussen u en Romelu Lukaku.’
‘Ik ben niet in de stemming voor grapjes, meneer.’
‘Ik volg u, Messias. Sterven voor de zonden van de mens is geen lachertje.’ Eddie ritste zijn pak open en bood de kardinaal een blik op het handkanon.
Tony werd wakker en vloekte met schorre stem.
De kardinaal spuugde wat hij aan speeksel kon verzamelen tussen Tony’s billen. Beelden van jongensruggen bliksemden hem te binnen terwijl hij zich met zijn nagels in Tony’s vel op diens rug trok. Dagplukker Tony Heftmes was te kapot om de kapotte pleitbezorger van de kuisheid af te weren. De gieren die traag boven de boom cirkelden, wisten dat het beest met twee ruggen bijna klaar was.
maandag 28 augustus 2023
Een lans die gebroken wordt voor 'De buurtpolitie' is een lans die naar het containerpark moet
Beste Jasmien Vandermeeren,
Vandaag kwam het woord ‘snackable’
in mijn leven. Het sprong mij in de facie toen ik op de Face je reactie las op
een column van Marc Didden omtrent de staking van scenaristen en acteurs in de
VS. Voor Diddens part mogen de makers van De buurtpolitie ook de blok erop
leggen. Jij bent een van die makers.
Jullie beseffen dat jullie
geen ‘high-end content’ maken maar iets ‘snackable’. In die snack willen jullie
niettemin spanning, vaart, romantiek, grappen én grollen stoppen.
Ik ken een bakker die in
een diepe depressie is gevallen omdat hij behalve rozijnen ook gedroogde
abrikozen, chocoladevlokken, kokosnootschilfers, confituuraccenten en
pistachetoetsen in zijn muffins wilde proppen. Met alleen maar rozijnen waren
zijn klanten nochtans een heel end content.
Waarmee ik niet wil zeggen
dat jullie het onmogelijke nastreven. Ik joeg er laatst in één nacht de acht
episodes van Frakke & Jempie door, acht keer tien minuten, en in die
tachtig minuten had ik tot mijn tevredenheid spanning, vaart, romantiek,
grappen en grollen gekregen.
Jij noemt jezelf als
scenarist van De buurtpolitie ‘een flik, een laborant en een forensisch
expert tegelijk’. Vooral het woord ‘expert’ is ongelukkig, omdat je het
duidelijk niet ironisch gebruikt.
De Nederlandse schrijver en
columnist Peter Buwalda werd ooit gevraagd om deel te nemen aan Maestro, een
tv-programma waarin bekende Nederlanders zich in een paar dagen en in
competitieverband moesten zien te ontwikkelen tot dirigent van een
symfonieorkest. Buwalda weigerde omdat hij, terecht, vond dat zo’n stoomcursus een
gotspe was, want een belediging voor echte dirigenten.
Als je over een hoerenloper
wilt schrijven, hoef je niet per se een bordeel te hebben bezocht. Maar als je
jezelf een hoerenloper noemt, dan moet je bij de hoeren zijn geweest.
Jij noemt jezelf een flik,
en je bent godverdomme nooit in een politiekantoor binnen geweest.
Jij noemt jezelf een
werkbij die niet met haar resultaten te koop loopt. Iemand zou je er toch een
keer op moeten wijzen dat de resultaten van jouw werk uitgezonden worden op tv.
In een poging tot sneer
naar Marc Didden schrijf je: ‘God forbid dat we zouden toegeven dat we ook weleens
programma’s bekijken die niet zielsverheffend zijn.’ Marc Didden geeft in zijn
column toe dat hij graag naar Blokken kijkt. Zou hij na een aflevering van
dat spelletje weleens naar Ben Crabbé bellen en roepen: ‘Ik dacht dat jij
godverdomme mijn ziel zou verheffen!’? Iemand die verslag uitbrengt van zijn
leven middels een boek dat Een redelijk leven heet, lijkt me geen moeilijke
ziel. Tegelijk kan ik redelijk veel cd’s uit mijn platenkast trekken die ik,
zonder er één noot van te hebben gehoord, gekocht heb nadat (md) er bezield
over had geschreven in Humo: Blood On The Tracks, Closing Time, Blue,
volledige lijst op aanvraag.
Het probleem met De
buurtpolitie is niet dat het niet zielsverheffend is. Te land, ter zee en in
de lucht is dat ook niet, maar de urenlange toewijding aan tekentafels en de
repetities die ik achter die wonderlijke vehikels zie, zijn exact wat ik niet
zie als ik het Andy Peelman-vehikel bekijk.
‘Niemand wil rotzooi
maken,’ zeg je.
Waarom wordt er dan zoveel
rotzooi gemaakt?
Te weinig tijd en te weinig
budget mogen nooit een excuus voor rotzooi zijn. Als je te weinig tijd en
budget hebt om iets degelijks te maken, dan moet je het niet maken.
Er wordt genoeg kwaliteit gemaakt,
ook voor jongeren die luchtigheid willen na een dag school. Wanneer ik
thuiskwam van school, keek ik op het prille VT4 naar Bottom en The Young
Ones. Ik begrijp dat programma’s van dat kaliber in Vlaanderen moeilijk te
maken vallen en ik begrijp dat ze niet in ieders smaak vallen. Maar ik spreek
over luchtigheid deluxe, luchtigheid op een hoogte waar de lucht ijl wordt. En
als je daartoe de mensen en de middelen niet hebt, dan zou de conclusie nooit De buurtpolitie mogen zijn.
Je zegt dat ze het format
van De buurtpolitie een niveau willen opkrikken. Tenzij dat niveau zo hoog
als de Tafelberg is, gaat De buurtpolitie één krik hoger niet ophouden een
belediging voor jongeren te zijn.
Zou de jonge Bart De Pauw
aan Buiten de zone begonnen zijn als hem te weinig tijd werd gegeven voor de
scenario’s? Zouden de makers van F*** you very very much niet exact dát
hebben gezegd als die reeks in zeven haasten had moeten gebeuren? Zou Luk Wyns
in dat geval Knokke Off hebben aangenomen?
Omdat veel mails begonnen
met ‘Love your work!’ en eindigden met ‘Kan het tegen morgenmiddag?’ ben ik
lang geleden al gestopt met televisiewerk. Daardoor heb ik veel geld laten
schieten, maar het heeft mij ook veel frustraties bespaard. Ik wil niet zitten
werken terwijl ik een klok hoor tikken. Ik wil niet dat Andy Peelman over mijn
schouder meekijkt naar wat ik aan het tikken ben. Ik wil tijdens het schrijven
op mijn schouder worden getikt door mijn idolen. De schoorsteen moet roken,
maar daartoe moet je de lat niet zodanig veel niveaus lager leggen dat ze in de
open haard komt te liggen.
TF
dinsdag 25 juli 2023
Liefde hoefde het nooit te worden. Brief aan een kruimeldief
maandag 1 juni 2020
donderdag 18 juli 2019
God revisited
zondag 5 november 2017
Voering
In ‘Rozane’ zingt Wim De Craene twee van zijn mooiste regels: ‘Ik had best iets willen schrijven op de voering van je jas. Waar je me steeds kan vinden, als je zin hebt in een glas.’
Het is een mooie gedachte dat er dingen in de sterren geschreven staan, maar één keer in je leven zou je op de voering van een jas moeten schrijven waar de drager ervan je kan vinden.