maandag 10 maart 2025

Hoste en Tuymans, één affront

Tijdens het Gala van de Gouden Jefkes, Vlaanderens eerste Comedy Awards, heeft Geert Hoste, de voormalige hofnar, een lifetime achievement award gekregen. Ik was niet van het partijtje maar ik vermoed dat presentator Michael Van Peel niet terug zal zijn gekomen op nochtans een van de strafste achievements van de heer Hoste. Daarom zal ik het doen.
    In 2011 maakt Luc Tuymans van een persfoto van Jean-Marie Dedecker een schilderij. De foto is een jaar eerder gemaakt door Katrijn Van Giel. De gelijkenis tussen haar foto en het schilderij is onmiskenbaar. Begin 2015 wordt Luc Tuymans veroordeeld tot een dwangsom wegens schending van de auteursrechten van de fotografe. Geert Hoste neemt het in een opiniestuk (in De Morgen) op voor de schilder.
    Hoste begint zijn stuk met de mededeling dat hij door de verdediging van Tuymans geconsulteerd werd om zijn mening te geven over A Belgian Politician, zoals het schilderij heet, en het oeuvre van Tuymans in het algemeen.
    Als mijn advocaat Geert Hoste zou moeten consulteren, zou ik mijn advocaat ontslaan.
    Volgens Hoste heeft Tuymans met zijn doek ‘een andere werkelijkheid geschapen’. Derhalve valt het onder humor, meent hij.
    Volgens mij heeft het verschilderen van een foto evenveel te maken met humor als een staande lamp met badminton.
    Hoste gaat door: ‘Als je humor brengt, heb je wel altijd de bedoeling om humor te brengen. Die ingesteldheid is essentieel.’
    Iedere melkboer zal het bevestigen: als je melk brengt, heb je wel altijd de bedoeling om melk te brengen. Of het zou de fictieve melkman Dan moeten zijn uit de cartoons van Max Cannon. Dat hij tijdens zijn ronde liever bezopen fratsen dan melk aan huis bezorgt, maakt hem tot een brenger van humor. Zijn ingesteldheid is essentieel.
    Om aan te tonen dat Tuymans’ werk wel degelijk onder humor valt, verklaart Hoste: ‘Humor kan kritisch zijn, poëtisch, ontroerend, intelligent, esthetisch.’ Hij had er nog een dozijn adjectieven achteraan mogen gooien, A Belgian Politician zal altijd stoppen waar de humor begint. Een humorist die dat ontkent, verstaat z'n vak niet.
    ‘Omdat het woord “Fortis” uit de mond van een humorist kwam, werd het als vanzelf ironie.’
    In zijn conference van 2008 kwam Hoste de scène op en sprak zonder introductie het woord ‘Fortis’ uit. Dat was lachen geblazen; helaas meende hij de ironie te moeten rekken. Waarlijk ironisch zou het geweest zijn als hij zonder introductie dat woord had uitgesproken en verder die hele bank had genegeerd.
    ‘Als Tuymans een persfoto vertaalt naar verf en doek, is het een parodie. Juist omdat het Tuymans is die het doet. Deze kunstenaar, die zich bedient van deze beeldtaal. Een parodie is zichtbaar voor wie ze zien wil.’
    Zo krijg je als komiek dus een lifetime achievement award: door de parodie in hetzelfde rijtje te zetten als de ufo, het monster van Loch Ness en de borsten van Justine Henin.
    ‘Het is niet omdat Luc Tuymans Dedecker geen rode neus geeft dat het niet om te lachen kan zijn. Bij Luc Tuymans werkt het veel subtieler.’
    Als Tuymans Dedecker een rode neus had gegeven, was het in elk geval geen fotokopie meer geweest. Ik dacht ‘foto-kopie’ te schrijven, maar zonder koppelteken werkt het veel subtieler.
    ‘Er mag best wat intellect van de toeschouwer gevraagd worden. Of moet Tuymans signeren met een smiley?’
    Hoste beseft niet dat hij met die rode neus en die smiley z’n verdediging van Tuymans alleen maar meer ondermijnt. Dat doet hij in z’n opiniestuk ook met zichzelf, maar hij had zich toen allang opgeworpen als een vrolijke spring-in-’t-mijnenveld door overschotjes die waarachtige komieken in de vuilbak zouden gooien te verpatsen aan een roddelblad.
    ‘De vraag of een kunstenaar toestemming zou moeten vragen om een parodiërend werk te maken staat lijnrecht tegenover de artistieke vrijheid, ja zelfs de vrijheid van meningsuiting.’
    Hij sleurt ja zelfs de vrijheid van meningsuiting erbij, geen half werk. Ik had het Tuymans graag horen verklaren in de rechtbank: ‘Het zonder toestemming verschilderen van een foto is nu eenmaal mijn mening.’
    ‘Artiesten hebben impulsen nodig, noem ze muzen. En die moeten er niet altijd uitzien als Griekse godinnen.’ Het moet een harde klap voor Jean-Marie Dedecker geweest zijn: hij was geen Griekse godin.
    Arnon Grunberg, een schrijver die geprezen is om z’n ironie, vroeg ooit aan een vrouw of ze zijn muze wilde zijn. Ze zei: ‘Ja, als het niet te veel werk is.’ Een prachtig antwoord. Luc Tuymans had naar Katrijn Van Giel moeten bellen en haar, in zijn typisch parodiërende stijl, moeten vragen: ‘Katrijn, wil je mijn muze zijn als het niet te veel werk is voor mij?’
    Volgend citaat komt nog steeds uit het opiniestuk van de heer Hoste; dat men niet denkt dat ik een opstel van een twaalfjarige plagieer: ‘We worden overdonderd met beeldtaal. Of je nu wilt of niet. Dat is het verschil tussen een selfie en een persfoto. Een persfoto is gemaakt om gezien te worden. Wordt verkocht om gezien te worden. Wordt opgedrongen aan diegene die de krant openslaat. Het is niet alleen een weergave van de feiten, het is ook bedoeld als inspiratie. Voor sommige mensen is zo’n foto soms het onderwerp van een gesprek op de trein, voor kunstenaars kan het inspiratie zijn. Het gaat hier om inspiratie en die inspiratie dringt zich op.’
    Een schilder loopt tegen de lamp na het onrechtmatig gebruiken van een persfoto en de verdediging zegt: ‘Kijk, edelachtbare, die foto was inspiratie en de inspiratie drong zich op.’ Briljant. Dat had Jan Fabre moeten antwoorden toen een studente hem had betrapt op het jatten van hele lappen tekst van Leonard Nolens. Maar de befaamde blaas haalde slechts de schouders op en zei: ‘De wereld is mijn bibliotheek.’
    ‘Soms kan je als kunstenaar niets anders dan wat zich in de wereld voordoet te verwerken in een kunstwerk. De kunstgeschiedenis is een samenvatting van feiten en beelden die zich aan kunstenaars hebben gepresenteerd en verwerkt werden in een schilderij, beeld, partituur of boek. Neem Picasso en zijn Guernica, dat heeft zich ook opgedrongen, Picasso was tot dat kunstwerk bewogen.’
    Of neem mijn buurman en zijn brievenbus, die bus heeft zich ook opgedrongen, ik zag een gleuf en was tot dat vergrijp bewogen.
    Niet gehinderd door de uitspraak van de rechter besluit Geert Hoste: ‘Sören Kierkegaard is in zijn standaardwerk over ironie heel duidelijk: “De ironie maakt het dichtwerk en de dichter (cq schilderij en schilder) vrij.”’
    Na de veroordeling ging Tuymans in beroep. Dat Katrijn Van Giel vervolgens bereid was tot een minnelijke schikking, siert haar. 

donderdag 2 november 2023

Toch bedankt, Jezus. Een paasverhaal

1

‘Papa, mag ik nog een donut?’

    Het was de vrijdag voor de paasvakantie en het gezin Heftmes zat aan het ontbijt, volgens vader Tony een van de vijf belangrijkste maaltijden van de dag. Dochter Dolly had al een paar paaseieren en drie donuts op, maar Tony glimlachte en zei: ‘Neem er maar een mee voor op de bus, boterbergje.’
    Na zeven jaar huwelijk was Rita Heftmes gestopt met opmerkingen te maken over de vraatzucht van haar man en het feit dat hij hun dochter meesleurde in het verderf. De koosnaam boterbergje deed haar telkens krimpen, maar zo kromp er ten minste iemand in dit gezin. Dolly was enig kind, na haar was Rita opnieuw zwanger geraakt maar daar was voortijdig een eind aan gekomen. Terwijl Tony zich in het hippe gedeelte van de stad liet vollopen tijdens de opening van een nieuwe nachtclub keek Rita tussen haar benen naar het hompje vlees dat in de toiletpot lag. Ze spoelde het hompje af onder de kraan en besloot het voorlopig op een bord in de koelkast te bewaren; ze legde er een briefje bij: ‘Tony, eet dit niet op, dit is je kind.’ Toen hij later die nacht wankel en ruikend naar designervagina thuiskwam en de koelkast opentrok, had Tony aan de woorden ‘eet dit’ genoeg om het bord in de microgolfoven op te warmen. De manier waarop hij dit later vertelde wanneer ze bevriende koppels op bezoek hadden, maakte dat er, vooral door de mannen, smakelijk om gelachen werd.
    Zoveel mogelijk de vrolijkheid bewaren was Rita’s enige overgebleven ambitie, een ambitie die ze waarmaakte met behulp van pillen en het oeuvre van Elvis.
    Toen ze haar dochter op de schoolbus had gezet, keek Rita in de ogen van de buschauffeur. Iedere ochtend probeerde zij in die ogen te verdrinken, maar het enige wat er gebeurde was dat de chauffeur een oogje dichtkneep voor de donut in Dolly’s hand.
    Terug binnen ging Rita bij de kapstok naast de voordeur op haar knieën zitten. Met zijn geslacht in haar mond probeerde Tony het plaatje van de rits van zijn zomerjas over zijn buik te trekken; alsof hij een locomotief bestuurde terwijl ze de rails nog aan het leggen waren. Zijn kont was geschapen voor de leren zetel van een Ford Mustang; nog liever zou hij een bergdorp in Kirgizië besturen dan een verdomde locomotief.
    Ten slotte slikte Rita zijn orgasme door. Ze stond op en informeerde vrolijk bij haar echtgenoot: ‘Ga je vandaag weer de dag plukken, schat?’
    ‘Nee, Rita,’ riep Tony terwijl hij aan het plaatje rukte, ‘vandaag ga ik paddenstoelen plukken! Jezus!’
    Terwijl hij het laatste woord uitsprak, scheurde de rits en baarde de zomerjas Tony’s pens.
    ‘Goeiemorgen,’ begroette de radiopresentator hem even later in de Ford Mustang, ‘het wordt weer een stralende lentedag vol dingen om in onze mond te steken terwijl we proberen om niet te denken aan een cyaankali-ampul. Hier zijn The Shit and The Fan met hun nieuwe single “Don’t Treat My Knickers Like A Bodybag”.’
    ‘Steek die cyaankali in je reet, lul,’ zei Tony. Hij stopte bij een delicatessezaak en toen hij even later met een volle mond weer vertrok, ramde hij een man in een rolstoel die achter een geparkeerde bestelwagen vandaan kwam. De man werd met rolstoel en al gekatapulteerd en op de andere rijstrook geschept door een vrachtwagen. Toen hij er stapvoets langsreed zag Tony dat op de rolstoel een sticker plakte waarop stond: MY OTHER TOY HAS TITS.
    ‘Een zelfmoordenaar met humor,’ oordeelde Tony. Hij duwde een halve roomsoes naar binnen en gaf plankgas. Op de radio vlamden de One-Trick Piranhas door hun song ‘Friday Fisherman Day’, maar toen begon het radiotoestel te kraken. Uit het gekraak kwam een stem.
    ‘Hey cowboy, vannacht zul jij met klapperende tanden smeken om een cyaankali-ampul.’
    Tony was opgehouden met kauwen en staarde met open mond naar de radio. Een stuk roomsoes viel op zijn schoot.
    ‘Sweet dreams, cowboy.’

2

In een kijkfile keek Billy Bob vanuit zijn Volkswagen naar het wrak van een rolstoel. Op de passagierszetel duwde Eddie zijn bovenlip omhoog en bekeek zijn tandvlees in het spiegeltje in de zonneklep.
    ‘De tandarts zei dat ik poetstrauma’s heb.’ Eddie klapte de zonneklep tegen het dak van de Volkswagen.
    ‘Poetstrauma’s?’ vroeg Billy Bob.
    ‘Ik zei tegen die tandarts: “En jij hebt zeker trektrauma’s.” Waarop zijn assistente begon te giechelen, dus ik ging nog even door tegen die lul. “Jij hebt typisch zo’n smoel die in een definitieve grimas geschoten is toen je in de badkamer aan je fluit wilde gaan trekken en daar je moeder in bad zag liggen met een spuitbus van L’Oréal in haar kut.” Poetstrauma’s… Ik zal hém de volgende keer een poetstrauma bezorgen door vlak voor mijn bezoek in een drol te bijten.’
    ‘Over bezoek gesproken,’ zei Billy Bob. ‘Ik had laatst een huis-aan-huisverkoper aan de deur. Van de firma Numéro, de nummer 1 in huisnummers.’
    ‘Die gast verkocht huisnummers?’ vroeg Eddie.
    ‘Dus ik zeg: “Ik heb al een huisnummer.” “Ha,” zegt hij, “u hebt al een huisnummer?” Ik zeg: “Wat denk je dat er aan mijn gevel hangt, mijn IQ?” En hij kijkt zo eens naar mijn nummer, en dan vraagt hij: “Hebt u er weleens over nagedacht uw huisnummer te vervangen?” Ik zeg: “Nee, daar heb ik nog nooit over nagedacht.” Zegt hij: “Als u nu een huisnummer koopt, krijgt u er gratis een deurbel bij die het geluid maakt van een koekoek.” Ik zeg: “Ik heb al een deurbel.” “Ja,” zegt hij, “maar zonder koekoek.” “Mijn huis is geen volière,” zeg ik. Maar die pipo blijft aandringen: “Wellicht kan ik u verleiden met een deurmat waarop staat: ALS JE DIT KUNT LEZEN, STA JE TE DICHT BIJ MIJN HUIS”.’
    ‘Wel toepasselijk,’ meende Eddie.
    ‘En toen begreep ik het,’ zei Billy Bob. ‘Die klootzak was helemaal geen verkoper, dat was een masochist. Die heb ik dus met een vleeshaak in zijn smoel in de kelder gehangen.’

3

Tony Heftmes had zijn Ford Mustang geparkeerd op een verlaten fabrieksterrein. Terwijl hij gepijpt werd door een straathoer die niet wist dat het vandaag haar veertiende verjaardag was, nam hij een paar slokken uit een fles Red Label. Hey cowboy, vannacht zul jij met klapperende tanden smeken om een cyaankali-ampul. Tony had weleens gehoord van mensen die stemmen begonnen te horen, maar voor zover hij wist kwamen die stemmen nooit uit een autoradio. Hij had besloten dat het een flauwe grap was van een IT’er die zich verveelde en had naar een andere zender gezapt. Daar weerklonken thans The Duckfuckers met hun golden oldie ‘Fuck A Duck And Good Luck’. De presentatrice kon niet wachten tot het einde van het nummer om een kardinaal te introduceren die een pleidooi voor kuisheid had geschreven. Tony besloot de man z’n zegje te laten doen om te zien of zijn erectie stand zou houden in de mond van de hoer. Als hij verslapte zou hij de hoer wurgen; als ze zijn stijve in ere wist te houden zou hij in gedachten een staafmixer in de kardinaal zijn aars draaien.
    ‘Kardinaal,’ begon de presentatrice, ‘u pleit dus voor kuisheid. Ik wil niet meteen enorm kritisch doen, maar euh, waarom?'
    ‘Pasen staat voor de deur. Zoals u weet gedenken wij dan de verrijzenis van Jezus nadat hij gestorven was voor onze zonden.’
    ‘Dat weet ik, ja. Maar het is niet omdat er iets voor de deur staat, dat je de deur open moet doen. Pasen komt er bij mij niet in.’
    ‘Hoezo, Pasen komt er bij u niet in? Als het weekend voor de deur staat gaat u toch ook niet zeggen: het weekend komt er bij mij niet in? U kunt op vrijdagavond uw deur barricaderen, maar het weekend breekt sowieso aan, of u dat wilt of niet.’
    ‘Als u wist hoe ik mijn weekend vul zou u dat niet vergelijken met het paasfeest.’
    ‘Ik wens mij niet te bemoeien met uw privéleven, mevrouw. Maar goed, Jezus is gestorven voor de zonden van de mens en als ik naar de wereld van vandaag kijk, dan stel ik vast dat de mens dat maar matig apprecieert.’
    ‘U bedoelt dat het hoog tijd wordt dat Jezus terugkomt en nog een keer voor onze zonden sterft?’
    ‘Ik bedoel dat de zonde alomtegenwoordig is en –’
    De gastvrouw onderbrak hem: ‘En dat het dus bullshit is om te beweren dat Jezus de pijp uit is gegaan omdat wij stout waren.’
    ‘Dat zeg ik niet, mevrouw.’
    ‘U zegt dat u naar de wereld van vandaag kijkt. Dan ziet u toch dat de bewering dat Jezus gestorven is voor onze zonden hetzelfde is als zeggen dat Hitler geboren is voor onze goeie daden?’
    ‘Toe maar, straks gaat u beweren dat er tijdens de holocaust zes miljoen vissen werden vermenigvuldigd.’
    ‘Hebt u die zelf bedacht of was dat een tweet van Rik To–'
    Tony zette de radio uit. Hij was klaargekomen in de mond van de hoer. Hij nam een slok whisky en gaf de fles aan haar. Hij leunde achterover en sloot z’n ogen. In de spiegel aan haar kant van de auto zag het meisje de Volkswagen arriveren. Eddie stapte uit, hij liep naar de bestuurderskant van de Mustang, trok het portier open, zette de loop van een handkanon tegen Tony’s verbouwereerde kop en zei tegen het meisje: ‘Gefeliciteerd met je nieuwe kar. Cadeautje van meneer hier. Hij rijdt met ons mee.’
    Met Tony Heftmes in de kofferbak scheurden Eddie en Billy Bob naar het gebouw van de radio-omroep. Vanuit de wagen hielden ze de ingang in de gaten, tot ze aan de andere kant van de glazen deuren een bolle, zwartgeklede figuur zagen aankomen. Gekleed in een paashaaspak stapte Eddie uit.
    ‘Monseigneur,’ sprak Eddie vrolijk toen ze op de trappen voor het gebouw stonden. ‘Pasen staat voor de deur.’
    De kardinaal keek ’m geïrriteerd aan. ‘Kan ik u helpen?’
    ‘Jazeker kunt u dat. U bent verkozen tot de nieuwe Jezus. Het ging tussen u en Romelu Lukaku.’
    ‘Ik ben niet in de stemming voor grapjes, meneer.’
    ‘Ik volg u, Messias. Sterven voor de zonden van de mens is geen lachertje.’ Eddie ritste zijn pak open en bood de kardinaal een blik op het handkanon.
    Niet veel later liet de Volkswagen de bewoonde wereld achter zich.

4

In een godverlaten landschap onder een staalblauwe lucht lagen twee naakte, smerige wezens met één voet vastgeketend aan de enige boom in de omtrek. Hun vel was kansloos tegen de zon en de insecten en hun hersens waren halfgaar gekookt onder hun knalrooie, kale schedel. In hallucinaties aten zij hun buik rond aan hemelse tafels, terwijl ze in de helse werkelijkheid opdronken en opvraten wat er uit hun lichaam kwam. In hun borsthaar plakte een bruingele koek van braaksel.
    Tony Heftmes lag op z’n zij met zijn mond open, uit de zwarte holte kwam een groene vlieg en de stank van satans beerput. De kardinaal duwde hem op zijn buik en schraapte met een takje de aangekoekte vuiligheid tussen de kaken van zijn kont weg.
    Tony werd wakker en vloekte met schorre stem.
    De kardinaal spuugde wat hij aan speeksel kon verzamelen tussen Tony’s billen. Beelden van jongensruggen bliksemden hem te binnen terwijl hij zich met zijn nagels in Tony’s vel op diens rug trok. Dagplukker Tony Heftmes was te kapot om de kapotte pleitbezorger van de kuisheid af te weren. De gieren die traag boven de boom cirkelden, wisten dat het beest met twee ruggen bijna klaar was. 

maandag 28 augustus 2023

Een lans die gebroken wordt voor 'De buurtpolitie' is een lans die naar het containerpark moet

Beste Jasmien Vandermeeren,

Vandaag kwam het woord ‘snackable’ in mijn leven. Het sprong mij in de facie toen ik op de Face je reactie las op een column van Marc Didden omtrent de staking van scenaristen en acteurs in de VS. Voor Diddens part mogen de makers van De buurtpolitie ook de blok erop leggen. Jij bent een van die makers.
    Jullie beseffen dat jullie geen ‘high-end content’ maken maar iets ‘snackable’. In die snack willen jullie niettemin spanning, vaart, romantiek, grappen én grollen stoppen.
    Ik ken een bakker die in een diepe depressie is gevallen omdat hij behalve rozijnen ook gedroogde abrikozen, chocoladevlokken, kokosnootschilfers, confituuraccenten en pistachetoetsen in zijn muffins wilde proppen. Met alleen maar rozijnen waren zijn klanten nochtans een heel end content.
    Waarmee ik niet wil zeggen dat jullie het onmogelijke nastreven. Ik joeg er laatst in één nacht de acht episodes van Frakke & Jempie door, acht keer tien minuten, en in die tachtig minuten had ik tot mijn tevredenheid spanning, vaart, romantiek, grappen en grollen gekregen.
    Jij noemt jezelf als scenarist van De buurtpolitie ‘een flik, een laborant en een forensisch expert tegelijk’. Vooral het woord ‘expert’ is ongelukkig, omdat je het duidelijk niet ironisch gebruikt.
    De Nederlandse schrijver en columnist Peter Buwalda werd ooit gevraagd om deel te nemen aan Maestro, een tv-programma waarin bekende Nederlanders zich in een paar dagen en in competitieverband moesten zien te ontwikkelen tot dirigent van een symfonieorkest. Buwalda weigerde omdat hij, terecht, vond dat zo’n stoomcursus een gotspe was, want een belediging voor echte dirigenten.
    Als je over een hoerenloper wilt schrijven, hoef je niet per se een bordeel te hebben bezocht. Maar als je jezelf een hoerenloper noemt, dan moet je bij de hoeren zijn geweest.
    Jij noemt jezelf een flik, en je bent godverdomme nooit in een politiekantoor binnen geweest.
    Jij noemt jezelf een werkbij die niet met haar resultaten te koop loopt. Iemand zou je er toch een keer op moeten wijzen dat de resultaten van jouw werk uitgezonden worden op tv. 
    In een poging tot sneer naar Marc Didden schrijf je: ‘God forbid dat we zouden toegeven dat we ook weleens programma’s bekijken die niet zielsverheffend zijn.’ Marc Didden geeft in zijn column toe dat hij graag naar Blokken kijkt. Zou hij na een aflevering van dat spelletje weleens naar Ben Crabbé bellen en roepen: ‘Ik dacht dat jij godverdomme mijn ziel zou verheffen!’? Iemand die verslag uitbrengt van zijn leven middels een boek dat Een redelijk leven heet, lijkt me geen moeilijke ziel. Tegelijk kan ik redelijk veel cd’s uit mijn platenkast trekken die ik, zonder er één noot van te hebben gehoord, gekocht heb nadat (md) er bezield over had geschreven in Humo: Blood On The Tracks, Closing Time, Blue, volledige lijst op aanvraag.
    Het probleem met De buurtpolitie is niet dat het niet zielsverheffend is. Te land, ter zee en in de lucht is dat ook niet, maar de urenlange toewijding aan tekentafels en de repetities die ik achter die wonderlijke vehikels zie, zijn exact wat ik niet zie als ik het Andy Peelman-vehikel bekijk.
    ‘Niemand wil rotzooi maken,’ zeg je.
    Waarom wordt er dan zoveel rotzooi gemaakt?
    Te weinig tijd en te weinig budget mogen nooit een excuus voor rotzooi zijn. Als je te weinig tijd en budget hebt om iets degelijks te maken, dan moet je het niet maken. 
    Er wordt genoeg kwaliteit gemaakt, ook voor jongeren die luchtigheid willen na een dag school. Wanneer ik thuiskwam van school, keek ik op het prille VT4 naar Bottom en The Young Ones. Ik begrijp dat programma’s van dat kaliber in Vlaanderen moeilijk te maken vallen en ik begrijp dat ze niet in ieders smaak vallen. Maar ik spreek over luchtigheid deluxe, luchtigheid op een hoogte waar de lucht ijl wordt. En als je daartoe de mensen en de middelen niet hebt, dan zou de conclusie nooit De buurtpolitie mogen zijn.
    Je zegt dat ze het format van De buurtpolitie een niveau willen opkrikken. Tenzij dat niveau zo hoog als de Tafelberg is, gaat De buurtpolitie één krik hoger niet ophouden een belediging voor jongeren te zijn.
    Zou de jonge Bart De Pauw aan Buiten de zone begonnen zijn als hem te weinig tijd werd gegeven voor de scenario’s? Zouden de makers van F*** you very very much niet exact dát hebben gezegd als die reeks in zeven haasten had moeten gebeuren? Zou Luk Wyns in dat geval Knokke Off hebben aangenomen?
    Omdat veel mails begonnen met ‘Love your work!’ en eindigden met ‘Kan het tegen morgenmiddag?’ ben ik lang geleden al gestopt met televisiewerk. Daardoor heb ik veel geld laten schieten, maar het heeft mij ook veel frustraties bespaard. Ik wil niet zitten werken terwijl ik een klok hoor tikken. Ik wil niet dat Andy Peelman over mijn schouder meekijkt naar wat ik aan het tikken ben. Ik wil tijdens het schrijven op mijn schouder worden getikt door mijn idolen. De schoorsteen moet roken, maar daartoe moet je de lat niet zodanig veel niveaus lager leggen dat ze in de open haard komt te liggen.

TF

dinsdag 25 juli 2023

Liefde hoefde het nooit te worden. Brief aan een kruimeldief

Beste Rudy, 

L.H. Wiener heeft geschreven: ‘Uitgevers zijn als vijanden, je kunt niet zonder ze.’ Jij bent mijn vierde uitgever. Ik had het liever anders gezien, maar ik ben een enemy hopper
    2 augustus 2021 mailde redacteur M. mij: ‘Intussen hebben zowel Rudy als ik De wegwijzers mogen weg gelezen en we vinden het beiden behoorlijk geniaal.’ Volgde een dol getoeter met de loftrompet, eindigend met ‘inhoudelijk en structureel zit het vernuftig in elkaar’. 
    Kortom, uitgeverij Vrijdag wilde mijn roman graag uitgeven. 
    Bijna twee jaar later moet ik besluiten dat jullie mij en m’n ‘behoorlijk geniale’ boek voornamelijk geschoffeerd hebben.
    Dat je als schrijver tegen een belediging moet kunnen, wist ik al langer. Gewoonlijk gaat aan de belediging evenwel geen lofzang vooraf. 
    Herman de Coninck heeft over Jeroen Brouwers geschreven dat die van zijn uitgever niks minder dan liefde verwachtte. De Coninck zelf verwachtte van zijn uitgever dat hij een kaft om zijn boek deed. Liefde krijg ik thuis al genoeg, maar het mag iets meer dan een kaft zijn. 
    Eerste schoffering. Het voorschot.
    De wegwijzers zou aanvankelijk verschijnen bij Lebowski. Mijn redacteur daar, Roel van Diepen, had zich sedert de lente van 2020 met het manuscript beziggehouden. Een contract was er nog niet, een voorschot had ik dus ook nog niet gekregen. Na het plotselinge vertrek van uitgever Oscar van Gelderen vertrokken ook drijvende krachten Jasper Henderson en Roel van Diepen bij Lebowski, waarna ik besloot op zoek te gaan naar een Vlaamse uitgever. Toen ik voor het eerst aan jullie tafel zat, was er aan het ‘vernuftig in elkaar zittende’ manuscript niet heel veel werk meer. Daarom – en omdat jullie eigenlijk niet aan voorschotten deden maar voor mij bereid waren in de buidel te tasten – nam ik genoegen met een voorschot van 500, na belastingaftrek 462,5 euro. Met twee vingertoppen kun je ook in de buidel tasten, jullie tastten met precisie, zo kon ik toen nog meesmuilend denken.
    Maar een paar maanden later dacht ik: jullie hadden dieper moeten tasten.
    Alle stadia in het tot stand komen van een boek zijn plezierig, tot het stadium der drukproeven aanbreekt, dan wordt het werken. Ik beschouw het als mijn taak om alle proeven volledig door te nemen; er zijn schrijvers die dat vertikken en dan schrikken als hun uitgever de vormgeving blindelings overgelaten heeft aan een aap met een schaar en een Prittstift, zie de rampzalige uitgaven van Borgerhoff en Lamberigts. In de eerste drukproef staan sowieso zetfouten. Correcties veroorzaken vaak nieuwe fouten. Zo kun je een tijdje bezig blijven. Als je voor de derde keer door dat hele kutboek gaat, moet je je kunnen optrekken aan de wetenschap dat er een mooi voorschot op je bankrekening staat. Je wilt niet zitten denken aan het loon dat de vormgever op dat ogenblik verdient en het kleingeld dat jij krijgt voor het corrigeren van zijn fouten.
    Ook op de zetfouten in het leesfragment op de Vrijdag-site diende ik jullie te wijzen. De aanhef van mijn roman was daar zo nonchalant neergegooid, dat ik aan de betrokken medewerkster L. schreef: ‘Met al de foute insprongen die mensen in mijn teksten hebben toegelaten, zou ik voor de paralympische discipline mankstapspringen kunnen pleiten.’ Nee, een van mijn beste formuleringen was het niet, en ik excuseerde mij bij L., die het fragment aanpaste. Jij stuurde me nog een poging tot ironie als antwoord op mijn aanmerking. Zo’n leesfragment is een visitekaartje. Als een tegelzetter jou z’n kaartje geeft en dat oogt als een rommeltje, dan zul jij misschien denken: ach, het is maar een kaartje. Maar ik zou denken dat mijn muur eruit gaat zien als een still van het speelbord uit Blokken.
    Tweede schoffering. Jouw inleiding op de boekpresentatie. 
    Nietszeggendheid, gelukkig in slechts vier, vijf zinnen. Een verplicht nummer van een stiefvader die betere dingen te doen heeft. Langs de kassa passeren en wegwezen.
    Finale schoffering. De jaarafrekening.
    Op de boekpresentatie, 17 maart 2022, werden net geen 70 stuks verkocht. Jij zat aan de kassa, want Standaard Boekhandel had geen zin om boeken te verkopen. Jij ontving aldus, afgerond, 1400 euro.
    28 april ’22 mailde je mij: ‘Er zijn tot nu toe zowat 500 exemplaren verkocht and counting.’ Jouw cursivering; ik zag je met een scheve kop over de toonbank vliegende boeken tellen. Mooi beeld.
    4 juni ’22 mailde je: ‘Er zijn nu 550 exemplaren verkocht.’
    Daarna moet de verkoop stilgevallen zijn, want 10 november ’22 schreef je: ‘Verkoop nu zowat 550 à 570 exemplaren.’ Een tegenvaller, maar het is niet omdat je gestopt bent met drinken dat je de champagne niet kunt laten knallen.
    20 december ’22 meldde je dat ik in de loop van volgend voorjaar een overzicht en betaling van de royalty’s van 2022 tegemoet kon zien. Overzicht én betaling.
    1 juni jl. kondigde je aan dat de royaltystatements een week later dan contractueel voorzien zouden worden afgehandeld, maar dat ‘de verkopen van De wegwijzers mogen weg in 2022 het voorschot nog niet hebben ingelopen, dus zal er geen bijkomend bedrag te ontvangen zijn’.
    Misschien heb je kort na het verzenden van die mail een vreemd geluid gehoord. Dat was het breken van mijn klomp.
    Dat je mij schoffeerde met een voorschot om op te schieten, tot daaraan toe. Maar dat je dacht mij te kunnen wijsmaken dat dat miezerige voorschot nog niet is ingelopen, daar begon ik van te verhulken. Uit mijn scheurende hemdsmouwen groeiden groene boomstammen en zo zou ik op je afgekomen zijn als je in mijn buurt woonde.
    Als jij op de boekpresentatie 1400 euro ontvangt, van welk bedrag niet de gebruikelijke 42% voor de boekhandel afgaat, dan zou het niet fair zijn als ik slechts 10% van dat bedrag kreeg. Fair zou zijn: 10% plus de helft van die 42%, dus ongeveer 430 euro, waarmee ik het voorschot die avond al bijna had terugverdiend. En dan moesten de andere exemplaren van die ‘550 à 570’ nog verkocht worden.
    En het zou mij dunkt ook niet kloppen als van opbrengsten waar geen boekhandel aan te pas is gekomen de later door boekhandels geretourneerde exemplaren afgetrokken werden.
    12 juni bereikten mij de uitzaaiingen van het kwaadaardige gezwel dat jij me meende te kunnen verkopen als een wiskundeknobbel. Waren volgens de afrekening in 2022 verkocht: 181 exemplaren.
    Mijn klomp brak nu op zo’n manier dat hij op weg naar het containerpark verpulverde.
    Drie keer geef je mij een 500+ en dan kom je aankakken met 181. Hoe, in the name of Shakespeare’s butthole, rijm je dat? Waar zijn die ‘550 à 570’ verkochte boeken gebleven? Waarom worden die 70 stuks van de presentatie niet apart vermeld en verrekend? En vind jij het normaal dat er belasting van mijn voorschot afgaat maar dat ik het brutovoorschot moet terugverdienen? Da’s dubbelop.
    Nog die 12de juni zette ik m’n vragen bij de afrekening op mail. Kreeg ik een automatisch antwoord: je was ’m tot de 25ste gesmeerd. Vind je ’t gek dat die timing mij geen toeval leek
    Tien dagen later beliefde het jou verklaringen op mijn mouw te spelden.
    Tussentijdse verkoopcijfers worden gemeld ‘met voorbehoud op definitieve juistheid, immers boeken kunnen dagelijks diverse trajecten van en naar allerhande afnemers kennen’.
    Was dat ginds een vliegtuig? Was het een vogel? Verhip, het was mijn roman die klapwiekend door het zwerk scheerde tijdens een van zijn diverse dagelijkse trajecten!
    Van de opbrengst van de boekpresentatie werd de vergoeding voor de interviewer afgetrokken, zo beweer jij. Maar ik hoorde van die goede man dat hij het op voorhand overeengekomen bedrag voor die avond nooit ontvangen heeft, en waarom zou hij daarover liegen?
    Overigens mailde pers- en promoverantwoordelijke S. mij op 24 januari, dus vóór de presentatie, dat er voor de interviewer een budget van 250 euro beschikbaar was. Ongeacht wat de opbrengst zou zijn, was er budget voorzien. Waarom zou ik, de godverdomde interviewee, dan mee moeten betalen voor dat interview?
    Ik heb het meeste werk in de boekpresentatie gestoken en wat krijg ik ervoor? Nog geen 140 euro. Er kwam 42% vrij maar jij vond het niet billijk om dat met mij te delen, want je benzine moest betaald worden en de 90 aanwezigen mochten op jouw kosten een glas drinken. Jouw kosten mijn reet.
    Allicht hadden wij hier vóór de presentatie afspraken over moeten maken. Ik achtte dat niet nodig omdat ik aannam dat ik mijn deel – geen overdreven deel, lijkt me – wel zou krijgen. Dat was dus een vergissing van me.
    Als ik van de opbrengst van de presentatie een fair stuk had gekregen (31%, 430 euro), dan was daarmee, zelfs als er in 2022 maar 181 boeken werden verkocht, wat ik dus vertik om te geloven, het voorschot terugverdiend en een royaltystroompje op gang gekomen.
    In een brief aan uitgever en ‘ordinaire dief’ Mai Spijkers schreef Arnon Grunberg: ‘Was u nog een gentleman-dief die van de rijken steelt om het onder de armen – dat wil zeggen: zichzelf en zijn familie – te verdelen, ik had ermee kunnen leven. Maar u steelt van armlastige auteurs die als beesten werken om zichzelf en hun extended family te onderhouden. (…) Weet u hoevelen wachten op mijn brood?’
    Jij en ik verhouden ons tot Spijkers en Grunberg zoals garnalen tot scampi’s – ja, ik houd rekening met de onderscheiding die je hebt gekregen – maar jij bent ook een ordinaire dief, een kruimeldief, en ik heb ergens een pistolet zien liggen die ik zou willen kopen. Ik zal ’m aanschaffen van de gages die ik opnieuw aan het verdienen ben als komiek. De comedy is gelukkig nog een sector waar men begrepen heeft dat geld respect en vrijheid is.
    Een jaar of zeven geleden, aan tafel bij mijn toenmalige schoonmoeder, zei de zus van mijn lief tegen mij: ‘Je moet goed zot zijn om een boek te willen schrijven.’
    Haar vriend Jos, een bouwvakker in wie ik twee keer paste, zei: ‘Ik hoor hem nooit klagen over de opbrengst van zijn boeken, dus zo zot zal hij wel niet zijn.’
    ‘Ik klaag niet,’ beaamde ik. 
    ‘Je gaat er dus nog een schrijven?’ vroeg hij.
    ‘Dat denk ik wel, Jos,’ antwoordde ik. ‘Maar het is ook mogelijk dat ik mijn oude beroep weer kies, want eigenlijk ben ik een theepot.’
    Een bouwvakker die lachte om een pointe van Gerard Reve, ook zo zot niet.
    Maar genoeg gelachen. Ik zal wellicht nog een boek schrijven maar het logo van uitgeverij Vrijdag zal er niet op staan, al bood je mij een voorschot van 3000 euro. Met dat bedrag hoopte je ooit een schrijfster van korte verhalen binnen te halen. Zij vertelde mij dit op een terras nadat jij me 462,5 apennootjes had toegeworpen. ‘Wat was dat vreemd geluid?’ vroeg ze. ‘Geen idee,’ zei ik, mijn kapotte klomp wegmoffelend, ‘waarschijnlijk die Hollander daar.’
    Ik verwachtte transparantie van jou. Je bent even transparant als de vleesverrassing van beenhouwerij Crazy Achmed.
    Ga maar iets moois doen met mijn geld. Ik strompel met een nieuwe klomp naar een nieuwe vijand.
    Dag Rudy. Liefde hoefde het nooit te worden. Gelukkig zit er een mooie kaft om mijn boek.

TF

maandag 1 juni 2020

Verschenen: 'De afstand'



 

donderdag 18 juli 2019

God revisited

Houdt God van mij? Een prangende vraag die miljarden stervelingen zich reeds stelden, maar het antwoord is weggelegd voor slechts honderd gelukkigen: de kopers van m'n nieuwe bibliofiele boekje. Het werd met de hand gezet door Gerard Reve-biograaf Nop Maas; Io Cooman maakte het omslagbeeld. Bestellen kan bij mezelf of in de webwinkel van www.hofvanjan.nl.

  

zondag 5 november 2017

Voering

Sommige mensen lezen voorbestemmingen in de sterren; het samenkomen van mijn geliefde en mij stond in onze kleren geschreven. Toen mijn lief op een avond haar blouse van Just In Case uittrok, las ze uit de kraag een vraag aan me voor: ‘Are you the one that I’ve been waiting for?’ Ik trok mijn Scotch and Soda-broek uit en antwoordde met wat binnenin naast de knoopsluiting stond: ‘I was here.’
   In ‘Rozane’ zingt Wim De Craene twee van zijn mooiste regels: ‘Ik had best iets willen schrijven op de voering van je jas. Waar je me steeds kan vinden, als je zin hebt in een glas.’
   Het is een mooie gedachte dat er dingen in de sterren geschreven staan, maar één keer in je leven zou je op de voering van een jas moeten schrijven waar de drager ervan je kan vinden.